Kabinetsbeleid keurt leeftijdsonderscheid goed
Werkgevers mogen in hun vacatures geen voorkeur aangeven voor een bepaalde leeftijdsgroep. Voor jongeren van 18 tot 27 jaar wordt echter een uitzondering gemaakt. Vanwege de Aanpak Jeugdwerkloosheid van het kabinet is het onderscheid op leeftijd in dit geval wel toegestaan, zolang de werkgever in de vacature refereert naar deze Aanpak Jeugdwerkloosheid. Dit bleek onlangs uit een oordeel van het College van de Rechten voor de Mens.
Een detailhandel stapte zelf naar het College voor de Rechten van de Mens met de vraag of zij in een vacature mocht aangeven op zoek te zijn naar een ‘jonge fulltime (38 uur) medewerker(ster) voor ons restaurant’ of dat er een verboden onderscheid op leeftijd was gemaakt. Ook het volgende stond in de vacature: ‘Dit is een vacature voor jongeren van 18 tot 27 jaar in het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid.’
Het kabinet wil de jeugdwerkloosheid aanpakken
De detailhandel had hierover al contact gehad met UWV. UWV informeerde werkgevers over de mogelijkheid om – in het kader van het kabinetsbeleid Aanpak Jeugdwerkloosheid – werknemers in de leeftijdscategorie van 18 tot 27 jaar te werven. De Aanpak Jeugdwerkloosheid heeft als doel om meer banen, leerwerkbanen en stageplaatsen voor jongeren te vinden en loopt van 1 januari 2014 tot 1 januari 2016. Hierover heeft u eerder al kunnen lezen in het bericht ‘Tot 2016 is voorkeur voor jongere toegestaan’.
Onderscheid moet de arbeidsparticipatie van jongeren bevorderen
Het College oordeelde dat er wel sprake was van onderscheid op grond van leeftijd, maar dat dit niet verboden was. Artikel 7 lid 1a uit de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGBL) geeft namelijk aan dat het verbod van onderscheid niet geldt als het is gebaseerd op werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën dat wettelijk is vastgelegd. Met uw OR houdt u de gelijke behandeling van sollicitanten en werknemers natuurlijk goed in de gaten, maar onderscheid is soms wel toegestaan. Namelijk als daar een objectieve rechtvaardiging voor is, zoals in dit geval.
College voor de Rechten van de Mens, 22 augustus 2014, oordeel 2014-99