Einde aan eindeloze tijdelijke contracten
Werkgevers kunnen geen gebruik meer maken van een schijnconstructie waardoor de werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd misloopt. Bij het afsluiten van het vierde, vast contract van een werknemer is het dan ook niet toegestaan om hem direct een beëindigingsovereenkomst te laten ondertekenen. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad.
In 2013 was de schijnconstructie onderwerp van een rechtszaak. Een werknemer had na het aflopen van zijn derde tijdelijke contract een vast contract gekregen. Bij het ondertekenen van dit vaste contract had de werknemer ook een beëindigingsovereenkomst ondertekend. Deze bepaalde dat het contract op een bepaald moment met wederzijds goedvinden zou aflopen. In feite ondertekende de werknemer dus een vierde tijdelijk contract. De werknemer deed dit om zijn baan niet te verliezen.
De beëindigingsovereenkomst is nietig
De werknemer stapte na afloop van het ‘vaste’ contract naar de rechter. Die beoordeelde de beëindigingovereenkomst als nietig. Toen de werkgever in hoger beroep ging, werd de constructie echter alsnog rechtsgeldig verklaard. De werknemer ging daarna in cassatie. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch nu herzien en bepaald het arrest te vernietigen.
Per 1 juli 2015 al na twee jaar recht op vast contract
De uitspraak is belangrijk, zeker nu de regels voor de ketenbepaling door de Wet werk en zekerheid (WWZ) zullen veranderen per 1 juli 2015. Vanaf die datum heeft een werknemer namelijk al na twee jaar dienstverband al recht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Met de OR kunt u in de gaten houden dat de werkgever deze regels ook nakomt en de nieuwe ketenbepaling niet alsnog probeert te omzeilen.
Hoge Raad, 9 januari 2015, ECLI (verkort): 39