Adviesrecht OR bij technologische vernieuwingen
Een bestuurder moet de ondernemingsraad (OR) om advies vragen als hij een belangrijke technologische voorziening wil invoeren of wijzigen. Bij sommige technologische voorzieningen heeft de OR geen adviesrecht, maar instemmingsrecht.
Artikel 25, lid 1k van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) geeft de OR adviesrecht bij de invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening. De introductie van nieuwe technologie kan namelijk ingrijpende gevolgen hebben voor werknemers, bijvoorbeeld als hierdoor banen verloren gaan of de werkzaamheden sterk veranderen. Bij bepaalde technologische vernieuwingen heeft de OR echter geen adviesrecht, maar instemmingsrecht (artikel 27 WOR). Welk recht geldt, hang af van de aard van de technologische vernieuwing.
OR moet bedacht zijn op impact voor werknemers
De bestuurder moet de OR om advies vragen als hij bijvoorbeeld een nieuw automatiserings- of communicatiesysteem wil invoeren. De OR moet dan nagaan welke gevolgen dit heeft voor de werknemers, de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen en inventariseren welke maatregelen nodig zijn om de nieuwe voorziening goed toe te passen in de praktijk. Betekent de invoering van het nieuwe systeem wellicht dat er banen zullen verdwijnen, en welke gevolgen heeft het voor de werkzaamheden van de betrokkenen (worden die eenvoudiger of ingewikkelder, interessanter of juist eentoniger?) of bijvoorbeeld voor de aansturing binnen het team?
Bij sommige technologische voorzieningen heeft OR instemmingsrecht
Ook het instemmingsrecht kan van kracht zijn bij de invoering van een nieuwe technologische voorziening. Dit is onder meer het geval bij voorzieningen die gericht zijn op of geschikt zijn voor de waarneming van of de controle op aanwezigheid, gedrag of prestaties van de in de onderneming werkzame personen (artikel 27, lid 1l WOR) – dus óók als de bestuurder de voorziening niet met dit doel aanschaft.
Aandachtpunten voor OR bij technologische vernieuwingen
Een nieuwe technologische voorziening heeft vaak meer voeten in de aarde dan in eerste instantie wordt gedacht. De OR moet dus alert op zijn bij de invoering van nieuwe technologie en zich kritisch opstellen. Mogelijk heeft het systeem namelijk consequenties waar de OR ook zijn zegje over mag doen. De OR doet er goed aan om bij de bestuurder in ieder geval na te vragen:
- Hoe is het gesteld met de financiering en verhouding tussen prijs en prestaties?
- Wat is het doel van de vernieuwing? Welke alternatieven heeft de bestuurder onderzocht, en waarom heeft hij hier niet voor gekozen?
- Wat betekent de technologische vernieuwing voor het (dagelijkse) werk en de werkomstandigheden van de betrokken werknemers? Liggen er kansen voor verbeteringen?
- Welke vorm van instructie of scholing heeft de achterban nodig om met deze vernieuwingen om te gaan?
- Voldoet de toepassing en de bijbehorende werkwijze aan de AVG en zijn bijvoorbeeld de privacy en de persoonsgegevens van de werknemers nog steeds voldoende beschermd?