Wanneer is € 2.400 in de vrije ruimte niet redelijk?
De Belastingdienst heeft een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarin het aanwijzen van zaken als eindheffingsloon niet redelijk is. Redelijke vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen tot een bedrag van € 2.400 per werknemer per jaar vindt de fiscus altijd gebruikelijk.
De gebruikelijkheidstoets (e-learning) van de werkkostenregeling (WKR) stelt dat de werkgever vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan werknemers alleen in de vrije ruimte (tools) van de werkkostenregeling mag onderbrengen als ze niet meer dan 30% afwijken van wat gebruikelijk is in vergelijkbare omstandigheden. Het moet dus gebruikelijk zijn dat de werknemer bepaalde zaken belastingvrij krijgt en dat de werkgever de loonbelasting/premie volksverzekeringen via eindheffing voor zijn rekening neemt.
Aanwijzen moet wel redelijk zijn
Soms is de gebruikelijkheidstoets niet van toepassing. In het Handboek Loonheffingen 2017 (tool) staat dat zaken die de werkgever uitdeelt aan werknemers altijd gebruikelijk zijn tot een maximum van € 2.400 per werknemer per jaar. De maximale afwijking van 30% geldt niet voor dat bedrag. De enige eis die geldt, is dat het aanwijzen van de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling redelijk moet zijn.
Voorbeelden van onredelijkheid
De Belastingdienst heeft een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarin aanwijzen als eindheffingsloon niet redelijk wordt geacht. Dit is het geval als een deel van het loon van een werknemer die het wettelijk minimumloon verdient, wordt aangewezen als eindheffingsloon. Hetzelfde geldt voor stagiairs van wie de werkgever een deel van de stagevergoeding aanwijst als eindheffingsloon.
Deze informatie zal ook worden toegevoegd aan het Handboek Loonheffingen 2018.