Vordering op werknemer inhouden op loon
Een vordering die uw onderneming op een werknemer heeft, mag u in principe verrekenen met zijn loon. Dat geldt ook als de werknemer door roekeloos gedrag schade heeft veroorzaakt waarvoor hij verantwoordelijk is. Let er wel op dat u bij de inhouding op het loon de beslagvrije voet gewoon uitbetaalt.
Voor de rechtbank in Breda stonden onlangs een touringcarchauffeur en zijn voormalige werkgever tegenover elkaar. De chauffeur had in 2008 een arbeidscontract van vier maanden met de werkgever. Hij werd al na drie maanden op non-actief gesteld. Dat kwam omdat hij allerlei fouten had gemaakt tijdens reizen. Zo had hij maaltijdkosten niet juist verantwoord, had hij het reisprogramma van zijn werkgever tijdens een reis niet gevolgd en was door zijn schuld ruim € 2.000 uit de bus gestolen. De werkgever weigerde na afloop van het contract om de opgebouwde vakantiebijslag en de opgebouwde vakantierechten uit te betalen vanwege deze schadeposten. Sterker nog, de werknemer zou nog moeten bijbetalen. De chauffeur stapte naar de rechter om deze achterstallige looncomponenten met wettelijke rente te vorderen. De rechter bepaalde de totale schade waarvoor de werknemer verantwoordelijk was en besloot dat de verrekening van de schade met de openstaande vakantiebijslag en de vakantierechten logisch was, zelfs als de werknemer er niet mee akkoord ging. Ook volgens de rechter moest de chauffeur nog een bedrag bijbetalen.
Let op beslagvrije voet
U kunt dus openstaande vorderingen op werknemers inhouden op hun loon. Dat kan echter niet onbeperkt! Hoewel het in deze zaak geen rol speelde omdat het ging om looncomponenten bovenop het normale loon, moet u normaal wel rekening houden met de beslagvrije voet. Dit is een deel van het loon waar u niet aan mag tornen. De beslagvrije voet bedraagt 90% van de bijstandsnorm. Dit bedrag moet u naar boven bijstellen als daar redenen voor zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de werknemer hoge huurkosten of een dure ziektekostenverzekering heeft.
Kantonrechter Breda, 22 juli 2010, LJN: BN2159