Transitievergoeding mag niet in uurloon
Een werkgever mag er niet voor kiezen om de transitievergoeding te omzeilen door deze als deel van het uurloon af te spreken. Dit heeft de kantonrechter in Rotterdam onlangs geoordeeld.
Een werkneemster werkte op basis van de ABU-cao via een payrollbureau bij een woningcorporatie. Halverwege 2015 liep haar contract af. Het payrollbureau was eerst niet bereid om het contract te verlengen, omdat op termijn de transitievergoeding verschuldigd zou zijn en het bureau deze ook niet in rekening wilde brengen bij de woningcorporatie. Er werd echter een oplossing bedacht: in een nieuw halfjaarcontract werd bepaald dat het uurloon inclusief een eventuele transitievergoeding zou zijn. Als het bureau de vergoeding zou moeten betalen, zou het uurloon met terugwerkende kracht verlaagd worden met de transitievergoeding.
Naar de rechter voor transitievergoeding
Eind 2015 bevestigde het payrollbureau per brief aan de werkneemster dat het contract nog voor een maand werd verlengd en daarna van rechtswege zou eindigen. Na dat contract verzocht de werkneemster om de transitievergoeding, maar daarvoor bleek ze naar de rechter te moeten. De rechter moest onder meer beoordelen of het payrollbureau de transitievergoeding (tools) in het uurloon kon opnemen en daardoor achteraf geen vergoeding meer verschuldigd zou zijn.
Werkgever mag risico niet naar werknemer overhevelen
Het payrollbureau stelde dat de bepaling om de transitievergoeding aan het einde van het contract uit te sluiten, gelijk te stellen was aan een afspraak uit een beëindigingsovereenkomst (tool) bij een ontslag met wederzijds goedvinden. De partijen zouden dan ook vrij zijn om afspraken te maken. De bepaling zou ook op initiatief van de werkneemster tot stand zijn gekomen, omdat ze wist dat ze geen nieuw contract zou krijgen vanwege de transitievergoeding.
De rechter zag geen bewijs van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Het contract was van rechtswege geëindigd en het is niet toegestaan om het risico van de transitievergoeding bij een werknemer neer te leggen. Het payrollbureau moest de vergoeding alsnog uitbetalen.
Rechtbank Rotterdam, 19 oktober 2016, ECLI (verkort): 7942