Onjuist ontslag door eerder gestarte proeftijd kost € 60.000
Begint een nieuwe werknemer eerder met zijn werk dan in de arbeidsovereenkomst is bepaald, dan gaat de proeftijd ook eerder van start. Dat brengt risico’s met zich mee voor het proeftijdontslag.
Tijdens de proeftijd mogen zowel de werkgever als de werknemer met onmiddellijke ingang de arbeidsovereenkomst opzeggen, in principe zonder daar een gegronde reden voor te hebben. Er geldt geen opzegtermijn. Die beperkende regels gelden pas ná de proeftijd. In een recente zaak moest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beoordelen of een werknemer tijdens de proeftijd was ontslagen of vlak erna.
Werkgever vraagt werknemer om eerder te beginnen
In de arbeidsovereenkomst was vastgelegd dat de werknemer per 1 juli 2014 zou beginnen en dat de eerste maand van het jaarcontract als proeftijd (tool) zou gelden. Maar de werkgever drong er bij de werknemer op aan dat hij eind juni alvast zou langskomen voor kennismaking met collega’s en om alvast een aantal zaken te leren en af te spreken. Met enige tegenzin ging de werknemer akkoord. Op 17, 18 en 25 juni bezocht hij zijn nieuwe werkgever. Hiervoor ontving de werknemer, die een directeursfunctie zou gaan bekleden, ook loon. Vervolgens kreeg hij op 30 juli te horen dat de werkgever door middel van een proeftijdontslag het contract per 31 juli beëindigde.
Proeftijd loopt vanaf aanvang van werkzaamheden
De werknemer stelde dat de proeftijd op 31 juli al verlopen was. Hij zou feitelijk 17 juni aan de gang zijn gegaan. Volgens de werkgever ging het toen slechts om kennismaken. Toen de werknemer een zaak startte, kreeg hij geen gelijk van de kantonrechter, maar in hoger beroep van het hof wél. Met verklaringen van (ex-)collega’s kon de werknemer aantonen dat de dagen in juni meer waren dan alleen een kennismaking. Het inwerken was al begonnen. Bovendien werd de werknemer betaald. Omdat de proeftijd eind juli dus verlopen was en er geen tussentijds opzegbeding was opgenomen, moest de werkgever het loon uitbetalen tot het einde van het contract. De werknemer beperkte zelf het bedrag (hij was niet werkloos meer), maar in totaal ging het toch om meer dan € 60.000!
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5 december 2017, ECLI (verkort): 11183