U bent hier

Onderneming & Salaris
Niet minder afdragen bij vervolgopleidingen

Niet minder afdragen bij vervolgopleidingen

Heeft u academici in dienst, dan geldt dat u de afdrachtvermindering onderwijs alleen mag toepassen als zij promotieonderzoek verrichten en niet als zij worden opgeleid tot het uitoefenen van een bepaald beroep. Dit bleek kortgeleden bij Rechtbank Haarlem.

Om de afdrachtvermindering onderwijs te mogen toepassen, moet de opleiding die een werknemer van uw onderneming volgt, voldoen aan de eisen in artikel 14 lid 1 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen (WVA). Hierin staat onder meer dat het moet gaan om een initiële opleiding. Voor een vervolgopleiding in het hbo kunt u dus geen afdrachtvermindering onderwijs toepassen. Voor promovendi gelden afwijkende regels.

Initiële opleiding tot bepaalde startkwalificatie

In 2010 claimde een bv in een suppletieaangifte alsnog afdrachtvermindering onderwijs voor een aantal werknemers die in 2005 en 2006 een hbo-vervolgopleiding volgden, artsen in opleiding, assistenten in opleiding (aio’s) en onderzoekers in opleiding (oio’s). Volgens de belastinginspecteur voldeden de opleidingen echter niet aan de eisen die in de WVA worden gesteld.
Om voor afdrachtvermindering onderwijs in aanmerking te komen, moet het gaan om initiële opleidingen die tot doel hebben bepaalde startkwalificaties te behalen. De opleidingen die de werknemers volgden, waren echter vervolgopleidingen die pas na afronding van een hbo-v-opleiding konden worden gevolgd. Daarom legde de inspecteur van de Belastingdienst een forse naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen aan de werkgever op, inclusief heffingsrente en een verzuimboete.

Overeenkomst om recht op afdrachtvermindering te beoordelen

Toen de zaak voor de rechter kwam, gaf deze aan dat de hbo-opleidingen inderdaad niet onder artikel 14 lid 1d van de WVA vielen. Voor wat betreft de aio’s en oio’s vroeg de rechter de werkgever om overeenkomsten die verklaarden dat de werknemers een bepaald loon verdienden en promotieonderzoek verrichtten aan een erkende onderzoeksinstelling.
De overeenkomsten die de werkgever overlegde, voldeden volgens de rechter niet aan de eisen die in de wet worden gesteld. Van de assistenten en onderzoekers in opleiding kon de rechtbank dus niet beoordelen of er recht op afdrachtvermindering bestond. De naheffingsaanslag bleef dus overeind.
Rechtbank Haarlem, 13 februari 2013, LJN: BZ3279