U bent hier

Onderneming & Salaris
Minister Kamp gaat in op vakantiewetgeving

Minister Kamp gaat in op vakantiewetgeving

De Eerste Kamer stemt niet zonder slag of stoot in met de nieuwe wet voor afschaffing van de beperkte opbouw van vakantierechten bij ziekte en de kortere vervaltermijn voor wettelijke vakantiedagen. Het kabinet reageerde onlangs op de vragen van de Eerste Kamer.

Begin april kon u in het bericht ‘Nog even geen wetswijziging vakantierechten’ lezen dat de Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een rijtje vragen had gesteld over de voorgenomen wetswijziging. Inmiddels heeft minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hierop gereageerd via een memorie van antwoord (pdf).

Gescheiden administratie bijhouden

Hij vindt het niet nodig dat expliciet wordt vastgelegd dat werknemers wettelijke vakantiedagen altijd als eerste opnemen omdat daarvoor de kortere vervaltermijn van zes maanden na afloop van het opbouwjaar gaat gelden. Volgens de minister kunnen werknemers dit prima zelf regelen. Elke onderneming zal een gescheiden administratie moeten gaan bijhouden voor wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen. De werknemer kan dan zelf aangeven uit welk vakantiepotje hij wil putten. 

Volledig vakantiesaldo in januari

Ook wat het opbouwmoment van vakantiedagen betreft houdt de minister voet bij stuk. Hoewel vakantie formeel gezien door het jaar heen gaandeweg wordt opgebouwd, krijgen werknemers bijvoorbeeld in januari al de gelegenheid om op wintersport te gaan en in de zomer drie weken naar de zon, ook al hebben ze daar op dat moment nog niet voldoende vakantierechten voor opgebouwd. In de praktijk kunnen ze aan het begin van het jaar dus wel al over hun volledige vakantiesaldo voor dat kalenderjaar beschikken. Dat betekent dat de geldigheidsduur van alle wettelijke vakantiedagen dus ook hetzelfde is.

Twee verschillende regimes

Minister Kamp geeft de Eerste Kamercommissie wel volmondig gelijk in het verzoek om de ingangsdatum van de nieuwe regels te verplaatsen naar 1 januari 2012. Hij is het met de commissie eens dat het onpraktisch is om de wetgeving in de loop van een kalenderjaar te wijzigen, omdat u dan met twee verschillende regimes in één kalenderjaar te maken krijgt. De uitvoering wordt hierdoor onnodig complex.
De Eerste Kamercommissie heeft bepaald dat het wetsvoorstel met deze reactie van de minister voldoende is voorbereid. Op 17 mei aanstaande wordt het in de voltallige Eerste Kamer behandeld.