Lager gebruikelijk loon voor directeur-grootaandeelhouder?
Een directeur-grootaandeelhouder (dga) moet voor zijn werk een 'gebruikelijk loon' krijgen. Maar onder sommige omstandigheden mag de organisatie onder het standaardloon gaan zitten. Bijvoorbeeld als de dga door oogklachten minder goed zijn werk kan doen, blijkt uit een recent gepubliceerd vonnis.
In deze zaak ging het om een bv in de financiële en administratieve dienstverlening. De dga van die bv kreeg in 2010 oogklachten. Behandelingen in het ziekenhuis leverden te weinig verbetering op, en de dga werd in 2012 volledig arbeidsongeschikt verklaard. Over 2011 ontving de dga van de bv een loon van ruim € 16.500. De inspecteur vond echter dat het loon € 41.000 moest zijn en legde een naheffingsaanslag (tool) voor de loonheffingen op.
Bv moet aantonen dat loon dga ‘gebruikelijk’ is
De bv ging tegen die naheffingsaanslag in beroep bij de rechtbank. Volgens de onderneming was het loon redelijk, omdat de dga vanwege zijn oogklachten alleen parttime kon werken. Bovendien kon hij alleen relatief eenvoudig werk doen, zoals de post openen en de telefoon opnemen. De inspecteur vond dat de bv dit alles niet voldoende aannemelijk had gemaakt.
Dat de inspecteur op € 41.000 ging zitten komt niet zomaar uit de lucht vallen. In 2011 was dit het ‘gebruikelijk loon’ voor dga’s (in 2018 is dat € 45.000). De gebruikelijkloonregeling stelt dat dga’s voor hun werk een redelijk salaris moeten krijgen, om te voorkomen dat dga’s voor een schijntje aan het werk zijn. Een ‘gebruikelijk’ loon is het salaris dat een werknemer – iemand zonder aanmerkelijk belang dus – in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ ook verdient. Het standaardbedrag daarvoor is dit jaar € 45.000. Een bv kan daar onder gaan zitten, maar zal dan dus wel nadrukkelijk moeten aantonen dat dit gebruikelijk is voor een werknemer in de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Of aantonen dat de dga in deeltijd werkt. In dit geval stelde de bv dat de werkzaamheden van de dga vergelijkbaar waren met die van een ‘office manager’, met bijbehorend salaris van € 32.000 voor een fulltime werknemer.
Rechter schrapt naheffingsaanslag
De rechtbank oordeelde dat de bv wel degelijk voldoende aannemelijk had gemaakt dat de dga in deeltijd werkte. Aangezien het behandeltraject voor de oogklachten al in 2010 was ingezet en in 2012 leidde tot volledige arbeidsongeschiktheid, vond de rechter het aannemelijk dat de dga in 2011 ongeveer 20 uur per week werkte. Zeker omdat er een andere werknemer was aangenomen om de werkzaamheden van de man deels over te nemen.
Dat de werkzaamheden vergelijkbaar waren met een office manager en het bijbehorende salaris waren door de inspecteur niet betwist, en de rechtbank zag daarom geen reden om van die vergelijking af te wijken. De conclusie luidde dat het loon van € 16.500 redelijk was voor de werkzaamheden van de dga. De rechtbank zette dus een streep door de naheffingsaanslag.
Rechtbank Den Haag, 18 mei 2018, ECLI (verkort): 6150