Kleine levensloopsaldo’s vóór 1 april afrekenen
Het resterende levenslooptegoed van werknemers die op 31 december 2011 een saldo van minder dan € 3.000 hadden, is op 1 januari 2013 automatisch vrijgevallen. U moet er in principe voor zorgen dat dit vóór 1 april aanstaande in de loonheffingen is verwerkt. Dat staat in het Handboek Loonheffingen 2013.
Als een werknemer van uw onderneming na afloop van 2011 een levensloopsaldo had van minder dan € 3.000, moet u dit vóór 1 april aan hem uitbetalen. Hoe u dit behandelt in de loonheffingen, hangt af van het precieze tegoed op 1 januari 2013. Bij het inhouden van de loonheffingen houdt u altijd rekening met de opgebouwde levensloopverlofkorting.
Van het tegoed op 31 december 2011 80% belasten
Was het tegoed op 1 januari 2013 lager dan het levenslooptegoed inclusief rendement op 31 december 2011, doordat de werknemer in 2012 nog levenslooptegoed heeft opgenomen? Dan houdt u loonheffingen in over 80% van het restant dat vrijvalt.
Was het tegoed per 1 januari 2013 hoger dan het levenslooptegoed inclusief rendement op 31 december 2011 – door aangroei van rente in het jaar 2012 – dan houdt u loonheffingen in over 80% van het tegoed op 31 december 2011 (inclusief het rendement over 2011). Het restant moet u volledig belasten.
Vrijgevallen bedrag zo snel mogelijk verlonen
In het Handboek Loonheffingen 2013 (in de versie werkkostenregeling in paragraaf 22.2 en in de versie vrije vergoedingen en verstrekkingen in paragraaf 21.2) staat dat u het bedrag dat vrijvalt vóór 1 april in de loonadministratie moet verwerken. Daarna ontbreekt per ongeluk de volgende passage:
Als u het levenslooptegoed van kleine spaarders niet vóór 1 april verloont, moet u wel aannemelijk kunnen maken dat u het vrijgevallen bedrag zo snel mogelijk heeft verloond. Anders moet u de loonaangifte over januari corrigeren. Deze aanvulling wordt niet opgenomen in de pdf’s van het handboek, maar is wel aan de informatie op de website van de Belastingdienst toegevoegd.