Geen boete bij vrijwillige vertrekregeling
De Belastingdienst mag een vrijwillige vertrekregeling niet behandelen als een regeling voor vervroegde uittreding. Hij kan dan ook geen hoge boete van 52% opleggen. Dit heeft Gerechtshof Den Bosch onlangs aangegeven.
Om de arbeidsdeelname van ouderen te bevorderen is een aantal jaren geleden een boete ingevoerd als 55-plussers gebruikmaken van een regeling voor vervroegde uittreding (rvu). In deze zaak ging het om een onderneming die in verband met een reorganisatie een sociaal plan had opgesteld. In dit plan waren boventallige werknemers aangewezen volgens het afspiegelingsbeginsel bij onderling uitwisselbare functies. In het sociaal plan waren ook een vrijwilligers- en een plaatsmakersregeling opgenomen. De werkgever mocht een verzoek van een werknemer om gebruik te mogen maken van deze regelingen afwijzen. De inspecteur vond dat hier sprake was van een rvu omdat aannemelijk was dat de werkgever de intentie had om bijna alleen maar oudere werknemers te laten afvloeien.
Uitkering moet dienen ter overbrugging
Het gerechtshof gaf aan dat het er bij de vraag of sprake is een rvu om gaat of de uitkeringen of verstrekkingen bedoeld zijn om te dienen ter overbrugging of aanvulling van het inkomen van de (gewezen) werknemer tot de pensioendatum. De beweegredenen van de werkgever om deze uitkeringen of verstrekkingen aan te bieden deden hier niet ter zake. Het doel en de intentie die aan de totstandkoming van de regeling ten grondslag liggen, waren volgens het Hof op zichzelf onvoldoende om te oordelen dat zij geen rvu was. Daarnaast vond de rechter dat de regeling geen verband hield met leeftijd. Ten slotte gaf het Hof aan dat er uit de voorwaarden van de regeling niet geconcludeerd kon worden dat de werknemer een uitkering ter overbrugging tot aan zijn pensioen kreeg. De fiscus mocht dus geen boete van 52% opleggen.
Gerechtshof Den Bosch, 18 november 2016, ECLI (verkort): 5158