OR houdt zelfstandigheid in de gaten
Veel werknemers ervaren minder zelfstandigheid bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Werknemers die hun werk minder zelfstandig kunnen uitvoeren, hebben eerder te maken met burn-outklachten. Voor uw OR is het goed om dit soort ontwikkelingen binnen de eigen organisatie in de gaten te houden, want alleen zo kunt u ingrijpen en het arbobeleid optimaliseren.
De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2013 (pdf) van TNO en CBS laat zien dat het aantal werknemers dat zelfstandig aan de slag kan op het werk in de periode van 2008 tot en met 2013 is afgenomen van 60,5% naar 55,6%. Werknemers met een lage mate van zelfstandigheid (autonomie) in hun werk hebben minder mogelijkheden om zelf hun manier van werken, het tempo, de planning en de volgorde van werken te bepalen.
Minder zelfstandigheid voor werknemers die kort in dienst zijn
Vooral voor werknemers die kort in dienst zijn (korter dan drie jaar), blijkt de mate van autonomie te zijn afgenomen. In 2008 kon 56% van die groep zelfstandig aan de slag. In 2013 was dat nog maar 45%. Eén van de oorzaken van de daling is de toename van het aantal flexibele werknemers. Voor nieuwe werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is het namelijk minder vaak mogelijk om het werk zelfstandig in te delen in vergelijking met werknemers met een vast contract.
Burn-outklachten door lage zelfstandigheid
Het is voor uw organisatie juist goed als werknemers hun werk zelfstandig kunnen indelen. Dit leidt tot innovatiever werkgedrag. Hebben werknemers minder autonomie, dan krijgen ze eerder last van burn-outklachten. Bij de werknemers die regelmatig zelfstandig kunnen werken, gaat het om 9%, terwijl dat percentage voor werknemers die nooit of soms zelfstandig werken op 17% ligt. Wat een burn-out precies is, welke symptomen daarbij horen en hoe de bestuurder het voorkomt, leest u in de vaktool ‘Preventie van een burn-out’.