U bent hier

Onderneming & Salaris
Heffingsrente niet achteraf te verhogen

Heffingsrente niet achteraf te verhogen

Heeft de belastinginspecteur op een aanslag per ongeluk een verkeerd bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht, dan kan hij dit bedrag achteraf niet verhogen. Over het verhogen van een foutief vastgestelde beschikking heffingsrente is in de wet niets geregeld. Daarom vindt het gerechtshof in Amsterdam dat het ook niet kan.

In 2003 ontving een onderneming een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren van 1998 tot en met 2000 van ruim € 2 miljoen. De in rekening gebrachte heffingsrente bedroeg slechts € 149. Dit was een administratieve fout van de Belastingdienst. Enkele weken later stuurde de inspecteur daarom een nieuwe naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen op, waarop alleen een bedrag van bijna drie ton aan heffingsrente in rekening was gebracht. Hij was van mening dat voor de beschikking heffingsrente dezelfde regels gelden als de aanslag waarover de heffingsrente is berekend. Hij meende een foutieve beschikking dus ook op dezelfde manier te kunnen corrigeren.

Correctie heffingsrente mocht niet

Volgens de rechtbank in Haarlem klopte die redenatie niet. Het wetsartikel waar de inspecteur naar verwees, dat de regels voor de beschikking heffingsrente gelijk zijn aan de regels voor de aanslag waarop de heffingsrente betrekking heeft, slaat volgens de rechtbank vooral op de bezwaar- en beroepsprocedure die een belastingplichtige moet volgen. Voor het achteraf verhogen van heffingsrente is het artikel niet bedoeld. Het gerechtshof in Amsterdam bevestigde deze uitspraak onlangs in hoger beroep. Een te laag bedrag aan heffingsrente mag een inspecteur dus niet zomaar corrigeren.
Gerechtshof Amsterdam, 9 september 2010, LJN: BN7121