U bent hier

Onderneming & Fiscus
Hoge Raad keurt aftrek zakelijke eetrekening goed

Hoge Raad keurt aftrek zakelijke eetrekening goed

De Hoge Raad heeft zich gebogen over de rekeningen van een ondernemer voor ontbijt, lunch en diner buiten de deur. Waarom? Om de vraag te beantwoorden of die kosten deels aftrekbaar waren in de inkomstenbelasting. En volgens de Hoge Raad was dat in dit geval inderdaad zo.

Ondernemers voor de inkomstenbelasting kunnen bij het runnen van hun onderneming zakelijke kosten en privé-kosten maken. Zakelijke kosten mogen zij in mindering brengen op de winst, privékosten niet. Daarnaast is er nog de categorie 'gemengde kosten', dus kosten die voor de onderneming zijn gemaakt, maar waar ook een privétintje aan zit. Dit soort kosten zijn slechts beperkt aftrekbaar. Hiervoor geldt namelijk een drempelbedrag, van € 5.600 in 2024. Gemengde kosten zijn dus alleen voor het deel boven dit drempelbedrag aftrekbaar.

Huurkosten tijdens opdrachten elders

In deze zaak ging het om zulke gemengde kosten, van een consultant met een eenmanszaak. Hij woonde met zijn gezin in Limburg, maar hij had in 2014 voor zes maanden een klus in Amsterdam. Voor die opdracht huurde hij een studio (met een éénpitskookplaat), waar hij van zondagavond tot en met vrijdag verbleef. In 2015 had hij nog een opdracht in Tilburg, van februari tot en met december. Tijdens die opdracht huurde hij een kamer (met een magnetron op de kamer en een gezamenlijke keuken), waar hij ook van zondagavond tot en met vrijdag vertoefde. In deze huurperiodes had de consultant zijn ontbijt, lunch en diner niet zelf bereid, maar maaltijden bij horecagelegenheden afgehaald of daar opgegeten. Van dat bedrag aan kosten (ook wel bekend als verteerkosten) haalde hij het toen geldende drempelbedrag af, en de rest voerde hij op als aftrekpost in zijn aangiftes inkomstenbelasting over 2014 en 2015.

Inspecteur: kosten zijn volledig privé

De inspecteur schrapte de aftrek, wat voor 2014 een correctie van bijna € 2.000 opleverde en voor 2015 een correctie van ruim € 5.000. Het ging volgens de fiscus om privé-uitgaven, om te voorzien in het levensonderhoud van de ondernemer. Dat de privé-uitgave werd veroorzaakt door het handelen binnen een onderneming, maakte het nog geen zakelijke uitgave, aldus de inspecteur. En ook 'de omstandigheid dat belastingplichtige er voor kiest om niet zelf te koken om bijvoorbeeld tijd of stress te besparen' maakte geen verschil voor de afweging, zo tekende de inspecteur op. De consultant ging in beroep bij de rechter. Het stond vast dat de gemaakte huurkosten zakelijk waren, en de ondernemer stelde dat daaruit voortvloeide dat de gemaakte kosten voor eten en drinken óók zakelijk waren. Maar de rechtbank en het gerechtshof kozen allebei de lijn van de inspecteur.

Kosten gemaakt vanwege zakelijke belangen

Vervolgens belandde de zaak over de eetbonnetjes van de consultant dus bij de Hoge Raad. En die toonde zich een stuk welwillender, vanuit het oogpunt van de ondernemer dan. De Hoge Raad memoreerde nog dat het aan ondernemers zelf is om bedrijfseconomisch af te wegen welke kosten zij maken. Vertaald naar deze zaak mogen zij dus op zich zelf kiezen of zij zelf boterhammen smeren of buiten de deur gaan lunchen. En dan is het verder niet aan de inspecteur of de rechter om 'gevolgen te verbinden aan een van het oordeel van de ondernemer afwijkende opvatting over het zakelijke nut van bepaalde uitgaven', aldus de Hoge Raad. In dit geval had het hof kort gezegd geoordeeld dat de eetkosten vooral een privékarakter hadden, omdat het simpelweg noodzakelijk is om te eten en te drinken. Maar dat ging de Hoge Raad te snel. De ondernemer had in Amsterdam en Tilburg woonruimte gehuurd met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. En daarom moest worden aangenomen dat de daar gemaakte eetkosten óók zakelijk waren. Dat zou alleen anders zijn als er alleen maar privéredenen zouden zijn voor het maken van deze kosten. En dat was volgens de Hoge Raad hier niet het geval. De uitspraak van het hof ging van tafel en de Hoge Raad keurde de door de ondernemer geclaimde aftrek goed.
Hoge Raad, 18 oktober 2024, ECLI (verkort): 1472