U bent hier

Organisatie & Leidinggeven
Fiscale gevolgen als een werknemer een deelauto rijdt

Fiscale gevolgen als een werknemer een deelauto rijdt

De Kennisgroep loonheffingen van de Belastingdienst heeft zich gebogen over alle mogelijke fiscale gevolgen die er zijn als een werknemer een deelauto gebruikt. In een notitie van tien pagina’s zet de Kennisgroep deze gevolgen op een rij, inclusief zeven voorbeelden.

Belangrijk begin van de notitie is dat er geen fiscale definitie bestaat van een deelauto. Er zijn ook geen bijzondere fiscale regels voor deelauto’s. De kennisgroep gaat er in de notitie vanuit dat een deelauto een auto is die door meerdere personen wordt of kan worden gebruikt. 

Abonnement bij een deelautobedrijf 

De Kennisgroep schetst hoe het vaak gaat met een deelauto. De werkgever (of werknemer) sluit dan een abonnement af met een deelautobedrijf. De abonnee betaalt dan meestal abonnementsgeld en ontvangt daarna een pas, of inlogcodes van een app of een account om de auto te kunnen gebruiken. Als hij van een auto gebruik wil maken, reserveert hij een auto als deze beschikbaar is en kan hij daarna via een app of via een pas en code een deelauto gebruiken. Voor het gebruik betaalt hij – afhankelijk van het abonnement – bijvoorbeeld een bedrag per uur en per kilometer. 

Terbeschikkinggestelde deelauto

Een van de fiscale situaties die aan de hand kan zijn, is dat er sprake is van een ter beschikking gestelde deelauto. Dit is het geval als de werknemer tijdens het gebruik feitelijk de beschikkingsmacht heeft over de auto. Dat houdt in dat hij dan niet alleen de mogelijkheid heeft om de auto te besturen, maar hij kan ook zelf bepalen waarvoor hij de auto gebruikt. De werkgever geeft in dat geval geen gerichte zakelijke opdracht voor het gebruik van de auto (bijvoorbeeld: ‘rijdt naar die en die klant’) en controleert het privégebruik niet of pas achteraf. 

500-kilometergrens herrekenen

Een ter beschikking gestelde (deel)auto wordt geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de werknemer de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden gebruikt. In dat geval moet de werkgever de regeling voor bijtelling voor privégebruik naar evenredigheid toetsen. De werkgever moet de 500-kilometergrens voor privédoeleinden op kalenderjaarbasis bepalen en herrekenen aan de hand van de mate van terbeschikkingstelling. Als een werkgever bijvoorbeeld een dag een auto ter beschikking stelt aan een werknemer leidt dat tot een maximum van 1,4 kilometer (1/365 * 500 kilometer) voor privédoeleinden.