U bent hier

Onderneming & Administratie
Europees Hof: zonder BTW binnen fiscale eenheid handelen mag

Europees Hof: zonder BTW binnen fiscale eenheid handelen mag

Het Europese Hof van Justitie heeft bevestigd dat leden van een fiscale eenheid voor de BTW voor diensten die zij onderling leveren geen BTW hoeven te betalen. Dat oordeel is in lijn met het huidige Nederlandse BTW-regime. Een ander oordeel van het Hof was dan ook slecht nieuws geweest voor fiscale eenheden.

Meerdere ondernemingen of andere rechtspersonen kunnen samen een fiscale eenheid voor de BTW vormen (en ook voor de vennootschapsbelasting). Het voordeel van zo'n eenheid is dat de Belastingdienst de verschillende leden samen als één belastingplichtige aanmerkt. Dit betekent dat de fiscale eenheid ook maar één BTW-aangifte (toolbox) hoeft in te dienen, én dat onderlinge transacties zijn vrijgesteld van BTW. Nadeel is overigens dat alle leden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de belastingschulden van de fiscale eenheid. Voor het vormen van een fiscale eenheid voor de BTW hoeven de leden niet verplicht een verzoek in te dienen. De eenheid ontstaat vanzelf ('van rechtswege') zodra de leden voldoende met elkaar verweven zijn (V&A).

Toch BTW betalen voor diensten?

Over de vrijstelling van BTW op onderlinge transacties binnen de fiscale eenheid was de afgelopen jaren enige ruis ontstaan, door arresten van het Europese Hof van Justitie. Die leken er namelijk op te duiden dat in sommige gevallen toch sprake zou zijn van verschuldigde BTW. Het was voor het Bundesfinanzhof, de hoogste federale belastingrechter in Duitsland, reden om vragen te stellen aan het Europese Hof in een nieuwe zaak over de fiscale eenheid voor de BTW. Het ging hier om een Duitse stichting, die het overkoepelende orgaan vormde van een medische universiteit en een onderneming (GmbH, de Duitse equivalent van de bv). Die onderneming voerde onder meer schoonmaakdiensten uit in de universiteitsgebouwen. Volgens de Duitse fiscus moest voor die diensten BTW gerekend worden aan de stichting, ondanks dat de onderneming en de stichting samen in een fiscale eenheid zaten.

Onderlinge prestaties zijn vrijgesteld, aldus Hof

Daarop vroeg het Bundesfinanzhof zich dus af hoe het zat. Maar het Europese Hof was in zijn antwoorden nu vrij helder: de leden van een fiscale eenheid zijn samen één belastingplichtige, en dus kan een onderneming binnen die eenheid die een dienst verricht niet worden beschouwd als een andere belastingplichtige. De Europese BTW-richtlijn moet dus zo worden uitgelegd dat onderlinge prestaties binnen een fiscale eenheid vrijgesteld zijn van BTW, zo stelde het Hof.
Hoewel het Nederlandse regime voor de fiscale eenheid dus al jarenlang zo werkt, wordt het toch als een meevaller gezien dat het Europese Hof dit expliciet bevestigt. Als het oordeel van het Hof meer ruimte had gelaten voor andere interpretaties, zou dat leden van een fiscale eenheid met meer administratie opgezadeld hebben. Daarnaast zou het kunnen leiden tot méér kosten voor entiteiten die zelf geen BTW in aftrek kunnen brengen, bijvoorbeeld omdat zij vrijgesteld zijn van BTW.
Europees Hof van Justitie, 11 juli 2024, zaaknummer C-184/23