Toetsingskader beoordeling arbeidsrelaties gewijzigd
Het demissionaire kabinet heeft in het staartje van de regeerperiode nog een voorlopige klap gegeven op een wetsvoorstel dat schijnzelfstandigheid moet tegengaan. Het voorstel is aangepast naar aanleiding van de vele (kritische) reacties op de internetconsultatie en nu voor advies naar de Raad van State gestuurd.
Het wetsvoorstel moet een antwoord bieden op een probleem waar de politiek al jaren mee worstelt. Namelijk de vraag: wanneer is iemand een werknemer en wanneer is iemand een zelfstandig ondernemer? Een deel van de werkenden kiest bewust voor het ondernemerschap, maar een ander deel werkt min of meer gedwongen in een zzp-constructie en is eigenlijk 'schijnzelfstandige'. Deze werkenden vallen daarmee buiten het vangnet van de sociale zekerheid. Anderzijds kunnen werkgevers naheffingsaanslagen en fiscale boetes krijgen als zij ten onrechte geen loonheffingen afdragen voor iemand die volgens de Belastingdienst 'gewoon' als werknemer in dienst is.
Criteria voor werknemerschap
De politiek probeert al jaren een oplossing te vinden voor dit probleem. Eerst met de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). En hoewel deze wet formeel nog steeds geldt, ligt de handhaving door de Belastingdienst al sinds 2016 nagenoeg stil. In 2023 heeft het kabinet daarom een nieuw wetsvoorstel gelanceerd, de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (kortweg VBAR). Dit wetsvoorstel bestaat uit twee onderdelen. Enerzijds geeft het voorstel een toetsingskader met criteria om te bepalen wanneer iemand een werknemer is. En anderzijds introduceert het wetsvoorstel een zogeheten rechtsvermoeden dat iemand bij een uurtarief van minder dan € 32,24 werkt op basis van een arbeidsovereenkomst en niet als zelfstandige. Dit wil juridisch zeggen dat een werknemer zich kan beroepen op dit rechtsvermoeden. En dan is het aan de werkgever om (in de rechtszaal) aan te tonen dat de werknemer geen arbeidsovereenkomst heeft.
Kritiek op wetsvoorstel
Het wetsvoorstel werd echter niet bepaald met gejuich ontvangen. Tijdens de internetconsultatie was het dringen bij het loket, want er werden ruim 1.100 reacties ingediend. Ook het Adviescollege toetsing regeldruk was kritisch, en stelde dat het wetsvoorstel niet tot meer eenvoud zou leiden bij het beoordelen van arbeidsrelaties.
Het demissionaire kabinet zet het wetgevingstraject nu door, nog nipt voordat het nieuwe kabinet aantreedt op 2 juli. Het wetsvoorstel is namelijk naar de Raad van State gestuurd voor advies, wat een standaardstap is bij wetgeving. Daarbij is het voorstel aangepast naar aanleiding van de reacties op de internetconsultatie, meldt het kabinet. Zo zijn er wijzigingen in het toetsingskader voor wanneer iemand werknemer is. Eén van de toetsen is namelijk of de werkzaamheden zijn 'ingebed' in de organisatie. Om dat te bepalen noemde het oorspronkelijke voorstel als criterium dat het werk tot 'de kernactiviteiten' van de organisatie moeten behoren. Maar dat criterium is nu geschrapt. Ook wordt het uurtarief voor het rechtsvermoeden in de toekomst naar boven afgerond op hele euro's, aldus het kabinet. Daarmee zou de grens dus van € 32,24 naar € 33 gaan.
Onduidelijkheid rondom tijdpad
Hoe de wijzigingen er exact uitzien, wordt echter pas duidelijk als het (herziene) wetsvoorstel na het advies van de Raad van State naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Dat is dus aan het nieuwe kabinet, en aan de nieuwe minister van Sociale Zaken, Van Hijum. In het hoofdlijnenakkoord hebben de coalitiepartijen wel vastgelegd dat zij verder willen met de VBAR, maar het is nu nog de vraag in welke vorm dat is. En het is ook nog afwachten hoe het bijbehorende tijdpad er uiteindelijk uit komt te zien. Want tot nu toe is de beoogde ingangsdatum voor de VBAR 1 januari 2026, maar er zijn eerder al twijfels gerezen of dat nog haalbaar is. Het demissionaire kabinet meldt daar nu niets over. Als een nieuw kabinet er nog verder aan wil sleutelen, kan het vrij kort dag worden voor de markt om zich in te stellen op de nieuwe regels. Tegelijkertijd is het nog steeds de bedoeling om de handhaving op arbeidsrelaties per 2025 weer van de waakvlam te halen, meldt demissionair staatssecretaris Van Rij van Financiën in antwoord (pdf) op Kamervragen. Het kabinet wil daarmee niet wachten op de invoering van de nieuwe regels voor de beoordeling van arbeidsrelaties, aldus Van Rij.