Dga bevoordeelt zichzelf niet bewust, aanslag van tafel
Een directeur-grootaandeelhouder (dga) die zich door transacties met zijn eigen bv bewust verrijkt, kan de Belastingdienst op z'n dak krijgen. Maar in een recente rechtszaak wist een dga aan te tonen dat er geen sprake was van een bewuste bevoordeling, en daarom ging een navorderingsaanslag van tafel.
Over transacties tussen dga's en hun bv's wordt geregeld gesteggeld in de rechtszaal. Dat gaat bijvoorbeeld vaak over leningen van de bv aan de dga (verdiepingsartikel), die volgens de Belastingdienst geen lening zijn maar een uitdeling. Als de inspecteur aannemelijk maakt dat de dga het geleende geld niet meer gaat terugbetalen, heeft dat geld de bv dus voor altijd verlaten. Dan is er dus geen sprake meer van een onbelaste lening, maar van een uitdeling of verkapte winstuitkering. En die is belast als inkomen in box 2.
Dga verkoopt woning aan bv
In deze zaak sloeg de inspecteur aan op een ander soort uitdeling, namelijk bij de verkoop van een woning. Een dga sloot begin 2016 een overeenkomst met zijn bv voor de aankoop van zijn huis. De bv betaalde € 513.000 voor de woning. In de overeenkomst werd onder meer vastgelegd dat de woning in een gebrekkige staat van onderhoud verkeerde en dat de verkoper niet bekend was met de eventuele aanwezigheid van asbest in het pand.
Niet veel later liet de ex-echtgenote van de dga aan de bv weten dat zij wel interesse had in de aankoop van de woning. Zij liet medio 2016 een bouwkundige keuring uitvoeren, waaruit bleek dat er wel degelijk asbest aanwezig was. De bv liet de woning daarna taxeren, waarbij de taxateur op een waarde van € 372.000 uitkwam. Het taxatierapport becijferde de kosten voor asbestverwijdering op € 25.000 en voor achterstallig onderhoud op € 32.000. Uiteindelijk kocht de ex-echtgenote de woning eind 2016 voor € 325.000.
Inspecteur signaleert uitdeling bij verkoop
Daarmee was de kous echter niet af, want in 2019 dook de inspecteur in deze transacties. Ook de fiscus liet het huis taxeren. Deze taxateur kwam uit op een waarde van € 375.000, en kon goeddeels instemmen met het rapport van de taxateur van de bv. Dat de woning in korte tijd € 138.000 (€ 513.000 min € 375.000) minder waard was geworden, ging er bij de inspecteur niet in. Hij merkte het aan als een uitdeling, en nam daarom € 136.620 (99% van de uitdeling, omdat de dga 99% van de aandelen in de bv hield) in aanmerking als inkomen in box 2. De inspecteur legde voor dat bedrag een navorderingsaanslag op aan de dga en zijn (nieuwe) fiscale partner. Tegen die aanslag ging de dga in beroep bij de rechter. De dga stelde onder meer dat de WOZ-waarde (verdiepingsartikel) over 2014 - namelijk € 492.000 - de basis was geweest voor de verkoopprijs, en dat er op dat moment geen reden was om aan de hoogte van die WOZ-waarde te twijfelen.
Rechtbank: bevoordeling niet bewust
De rechtbank stelde op basis van de stukken vast dat de waarde in het economisch verkeer van de woning ten tijde van de verkoop inderdaad een stuk lager was dan de overeengekomen koopprijs van € 513.000. Voor het grote verschil had de dga ter zitting ook geen goede verklaring gegeven. Maar vervolgens moest de rechtbank beoordelen of de dga zich ook willens en wetens had bevoordeeld met deze verkoop. Alleen dan was er namelijk juridisch sprake van een belaste uitdeling. De rechtbank oordeelde echter dat de dga zichzelf niet bewust bevoordeeld had. Op het moment van de verkoop aan de bv waren de latere taxatierapporten nog niet bekend. En ook de andere stukken in het dossier gaven geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de WOZ-waarde een goede indicatie gaf van de waarde van de woning. Nu er geen sprake was van bewuste bevoordeling, had de dga ook geen uitdeling ontvangen. De rechtbank vernietigde daarom de navorderingsaanslagen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 6 mei 2024, ECLI (verkort): 2949