Besluit bijstandverlening zelfstandigen steun in de rug
Zelfstandig ondernemers maken vaak zowel vette als magere jaren mee. Als het ernaar uitziet dat zij onder het bijstandsniveau terechtkomen en er geen andere financiering mogelijk is, kan het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) hulp bieden.
Op basis van het Bbz kan het zijn dat deze ondernemers in aanmerking komen voor een lening, een krediet of een aanvulling op het inkomen. Het doel van het Bbz is om zelfstandigen uit de bijstandswet te houden. Deze financiering is tijdelijk en is aan te vragen met formulieren die op te vragen zijn bij de Sociale Dienst van de gemeente.
Voorwaarden om de Bbz te ontvangen voor starters
Om aanspraak te maken op het Bbz gelden wel een paar voorwaarden. Zo komen startende ondernemers (tussen de 18 en AOW-gerechtigde leeftijd) in aanmerking. Zij moeten wel een ondernemingsplan hebben en niet via een andere weg (lening bank) aan kapitaal kunnen komen. Want pas als de bank op basis van het ondernemingsplan de kredietaanvraag heeft afgewezen, komt het Bbz om de hoek kijken. Ook zelfstandigen die tijdelijke financiële problemen hebben maar al wel zo’n anderhalf jaar actief zijn als ondernemer, kunnen een beroep doen op de Bbz. Zij kunnen over een periode van 12 maanden, die kan worden verlengd tot 24 maanden, een aanvulling krijgen op hun inkomen in de vorm van een lening of een gift, met een rentepercentage dat dat van de banken volgt.
Voorwaarden om de Bbz te ontvangen voor ouderen en stoppers
Oudere ondernemers geboren voor 1 januari 1960 met een tienjarige ervaring als ondernemer met een niet-levensvatbare onderneming kunnen ook een beroep doen op het Bbz. De drempel voor het bruto-inkomen uit de onderneming moet dan minimaal € 9.852 (2023). Ook zijn er geen andere mogelijkheden tot financiering. Er is een bedrijfskapitaal mogelijk van maximaal € 12.403. Wie zijn onderneming wil stoppen omdat het niet levensvatbaar meer is, kan via het Bbz een uitkering van maximaal 12 maanden krijgen, met eventueel nog een verlenging.
Voldoen aan het urencriterium
In alle bovengenoemde gevallen geldt het urencriterium ook nog als voorwaarde. Een ondernemer voldoet aan het urencriterium (video) als de tijd die hij in totaal besteedt aan de onderneming en het verrichten van de werkzaamheden hiervoor tenminste 1.225 uur per jaar bedraagt. De ondernemer moet aan kunnen tonen dat hij voldoet aan het urencriterium. Hiervoor kan hij het beste een urenadministratie hanteren. Zeker voor startende ondernemers is het raadzaam deze bij te houden om bij een latere discussie met de Belastingdienst de bestede uren aan te kunnen tonen. Voor het urencriterium tellen in principe alle uren mee die de ondernemer aan zijn onderneming besteedt. Heeft de ondernemer naast zijn onderneming nog een baan in loondienst? Dan is het belangrijk dat hij aan zijn onderneming minimaal 50% van zijn werkzame tijd besteedt (en minimaal 1.225 uren). Doet hij dit niet, dan voldoet hij automatisch niet aan het urencriterium. Meer informatie is te vinden bij de rijksoverheid en de kennisbank voor zelfstandigen.