U bent hier

Organisatie & Leidinggeven
Billijke vergoeding niet lager door transitievergoeding

Billijke vergoeding niet lager door transitievergoeding

Handelt een werkgever bij een ontslag op staande voet ernstig verwijtbaar, dan heeft de werknemer mogelijk recht op een billijke vergoeding. In een recente zaak bij Gerechtshof Den Haag mocht die vergoeding niet verlaagd worden met de transitievergoeding.

De zaak draaide om een werknemer van een softwarebedrijf die volledig vanuit huis werkte. Omdat de werknemer meermaals inkomende leads en telefoongesprekken niet had opgevolgd, ontving hij van zijn werkgever per e-mail een officiële en tevens laatste waarschuwing. Toen de werknemer geen verbetering toonde, ontsloeg de werkgever hem per brief op staande voet.

Dringende reden voor ontslag ontbrak

Hierop stapte de werknemer naar Rechtbank Den Haag, waar hij onder meer een schadevergoeding, transitievergoeding en billijke vergoeding vorderde van de werkgever wegens een onregelmatige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging inderdaad niet volgens de regeltjes was, omdat de werkgever geen dringende reden had (één van de drie eisen aan een ontslag op staande voet (tool)). Wel moest de werknemer genoegen nemen een billijke vergoeding van € 7.500, 50% van het bedrag dat hij had gevorderd.

Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven

De werkgever tekende beroep aan tegen de beslissing van de kantonrechter. In hoger beroep bij Gerechtshof Den Haag vorderde de werknemer op zijn beurt alsnog een billijke vergoeding van bijna € 15.000. In navolging van de kantonrechter oordeelde het hof dat de werkgever het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig had gegeven. De redenen voor het ontslag waren namelijk niet duidelijk, omdat de werkgever deze in de ontslagbrief niet had toegelicht of gespecificeerd. Hij had slechts verwezen naar een bijgevoegd overzicht met openstaande taken en werkzaamheden.

Recht op transitievergoeding

De werknemer kreeg ook de gevorderde billijke vergoeding van bijna € 15.000 toegewezen. Het hof achtte het namelijk niet juist dat de kantonrechter bij de berekening van de vergoeding de onregelmatige opzegvergoeding (ook wel gefixeerde schadevergoeding genoemd) en de transitievergoeding in mindering had gebracht op de inkomensschade die de werknemer had opgelopen door het onregelmatige ontslag. Door het verrekenen van de gefixeerde schadevergoeding, die gelijk is aan het loon dat de werknemer nog zou hebben ontvangen bij een regelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, was de werknemer onvoldoende gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Daarnaast zou de werknemer bij een regelmatig einde van zijn arbeidsovereenkomst ook recht hebben gehad op de transitievergoeding.
Gerechtshof Den Haag, 26 maart 2024, ECLI (verkort): 371