Boekenonderzoek BTW kan tot nieuw feit voor IB leiden
Gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat als er uit een boekenonderzoek voor de BTW feiten naar voren komen voor de inkomstenbelasting (IB) die niet eerder bekend waren er sprake is van een nieuw feit. Er kan dan dus voor die IB-feiten nagevorderd worden door de inspecteur.
De inspecteur heeft op grond van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) de bevoegdheid om een aanslag die ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld te corrigeren. Maar dan moet er wel aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. Voor navordering moet er in ieder geval sprake zijn van een nieuw feit (artikel). Of aan dit vereiste is voldaan hangt van de beoordeling van de feiten en de omstandigheden van het geval. En dus is dit vaak voer voor rechters. Ook in onderstaande zaak ging het om de vraag of er sprake was van een nieuw feit en of dus de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd door de Belastingdienst.
Inschrijving Kvk niet beslissend
In de zaak die speelde voor gerechtshof Den Haag, ging het om een belastingplichtige die vanaf 1 januari 2013 een eenmanszaak exploiteerde. Hij deed echter pas vanaf 2017 aangifte voor de IB. Begin 2020 stelde de fiscus een boekenonderzoek (artikel) naar de aangiften BTW in. Hieruit bleek dat er in 2015 en 2016 winst werd behaald. Er volgden navorderingsaanslagen IB voor de jaren 2015 tot en met 2018 met boetes voor de jaren 2015 en 2016 van 25%. De ondernemer was het hier niet mee eens omdat er volgens hem geen sprake was van een nieuw feit in 2015 en 2016. De inspecteur had al vanaf het moment dat de eenmanszaak was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK) op de hoogte kunnen zijn van de inkomsten van de eenmanzaak. Dat volgde ook uit de aangiften voor de BTW. Voor 2017 en 2018 was er ook geen nieuw feit volgens de ondernemer omdat de aanslagen IB waren vastgesteld tijdens het boekenonderzoek.
Pas tijdens boekenonderzoek meer duidelijkheid
In hoger beroep handhaafde Hof Den Haag alle navorderingsaanslagen voor de IB. Dat de ondernemer stond ingeschreven bij de KvK was niet een omstandigheid die de inspecteur voor de IB aanleiding zou moeten geven tot een nader onderzoek. Pas tijdens het boekenonderzoek was de inspecteur erachter gekomen dat er in 2015 en 2016 wist was behaald. Voor 2017 en 2018 was niet duidelijk wanneer de controleambtenaar ervan op de hoogte raakte dat het onderzoek ook gevolgen had voor de IB. De te weinig geheven belasting bedroeg sowieso tenminste 30% van de verschuldigde belasting en de ondernemer kon niet in redelijkheid menen dat de aanslagen IB 2017 en 2018 in 2020 op goede gronden waren vastgesteld. De navorderingsaanslagen bleven dus in stand, maar de vergrijpboeten werden wel vernietigd omdat de ondernemer niet betrokken was geweest bij de administratie en het doen van de aangiften.
Gerechtshof Den Haag, 9 april 2024, ECLI (verkort): 567