Fiscus geeft aan wat individuele en buitensporige last box 3 is
De Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst van de Belastingdienst heeft antwoord gegeven op de vraag welke elementen van belang zijn bij de beoordeling of er sprake is van een individuele en buitensporige last in box 3 van de inkomstenbelasting.
De Hoge Raad heeft in een aantal arresten zoals dat van 2 juli 2021 over box 3 aangegeven dat er sprake kan zijn van een individuele en buitensporige last als bijvoorbeeld de heffing ertoe leidt dat een belastingplichtige inteert op het vermogen dat in box 3 voor de inkomstenbelasting (IB) is aangegeven. Het begrip individuele en buitensporige last heeft zich dus ontwikkeld in de jurisprudentie. De Kennisgroep IB niet-winst van de Belastingdienst heeft nu aangegeven naar welke aspecten de fiscus kijkt bij de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last in box 3.
Is de heffing hoger dan het behaalde rendement?
Volgens de Kennisgroep moet er allereerst worden gekeken of de box 3-heffing hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Als dit niet het geval is, leidt de toepassing van de wettelijke regeling niet tot een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en is er dus geen sprake van een individuele en buitensporige last. Is de box 3-heffing echter hoger is dan het werkelijke rendement, dan moet gekeken worden of de belastingplichtige de heffing uit zijn inkomen kan voldoen, zonder dat dit ertoe leidt dat de belastingplichtige onder de bijstandsnorm komt. Is dit zo, dan is geen sprake van een individuele en buitensporige last. Maar als het niet mogelijk is en de belastingplichtige de heffing dus alleen kan betalen uit zijn vermogen, is er sprake van interen op het vermogen. Het hangt dan af van de overige feiten en omstandigheden en de gehele financiële situatie van belanghebbende in samenhang met de box 3-heffing of er sprake is van een individuele en buitensporige last.