Rechten OR bij een verhuizing van de organisatie
Bij een voorgenomen verhuizing van de organisatie heeft de ondernemingsraad (OR) recht op een adviesaanvraag. Vaak spelen ook andere rechten van de OR een rol. Dat brengt voor de OR de nodige aandachtspunten met zich mee.
Als de bestuurder de organisatie wil verhuizen, moet hij dit plan eerst voorleggen aan de OR. De OR heeft namelijk recht op een adviesaanvraag bij een voorgenomen wijziging van de plaats waar de onderneming haar werkzaamheden uitoefent (artikel 25, lid 1f WOR). Verhuist de organisatie over een grotere afstand, dan zijn de gevolgen voor het woon-werkverkeer van werknemers een bijzonder aandachtspunt voor de OR. Ook krijgen werknemers te maken met andere arbeidsomstandigheden, en voor de aanpak daarvan heeft de OR instemmingsrecht (artikel 27, lid 1d WOR).
Aandachtspunten OR bij een verhuizing
De OR doet er goed aan om bij een voorgenomen verhuizing op onder andere de volgende punten te letten:
- Wat zijn de motieven van de bestuurder om te verhuizen? Gaat het om een verlaging van de vaste lasten, een betere bereikbaarheid, een uitbreiding of juist inkrimping van werkplekken?
- Zijn er grote investeringen mee gemoeid en hoe wil de bestuurder deze financieren?
- Hoe vangt de bestuurder de gevolgen voor de werknemers op, bijvoorbeeld op het gebied van woon-werkverkeer, en hoe gaat de bestuurder werknemers bij een grotere reisafstand compenseren? Denk bijvoorbeeld aan een compensatieregeling, een verruiming van de kilometervergoeding of werknemers (gedeeltelijk) in werktijd laten reizen.
- Zijn er werknemers die moeten verhuizen? Welke vergoedingen en faciliteiten krijgen ze? Zijn er alternatieven voor degenen die niet kunnen of willen meeverhuizen?
- Veranderen door de verhuizing de werkzaamheden van de werknemers?
- Worden er nieuwe technologieën ingevoerd?
- Worden de werknemers betrokken bij de inrichting van de werkplek?
- Is er een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) gemaakt van de nieuwe werkplek?
Mogelijk heeft uw OR ook recht op aanvullende advies- en instemmingsvragen bij bovenstaande punten. Dit is onder meer het geval als de bestuurder vanwege de verhuizing een grote investering wil doen (artikel 25, lid 1h WOR), een belangrijk krediet wil aantrekken (artikel 25, lid 1i WOR) of bijvoorbeeld belangrijke technologische voorzieningen wil invoeren (artikel 25, lid 1k WOR).
OR heeft instemmingsrecht bij wijziging arbeidsomstandigheden
Een bedrijfsverhuizing brengt ook nieuwe arbeidsomstandigheden met zich mee, bijvoorbeeld als de bestuurder wil overstappen van vaste werkplekken naar flexplekken. Dat vraagt om een actualisatie van de risico-inventarisatie en -evaluatie (toolbox) en het plan van aanpak. De OR kan erop aansturen dat de bestuurder de RI&E herziet en laat actualiseren of aanvullen, voordat hij zijn plannen voor een verhuizing definitief maakt. Een verhuizing biedt ook kansen om slechte arbeidsomstandigheden op te lossen. De OR kan bij zijn achterban navraag doen wat voor hen belangrijke aandachtspunten zijn en dit meenemen in het overleg met de bestuurder.
OR kan in beroep bij Ondernemingskamer
Soms heeft de OR goede argumenten om afwijzend te adviseren over een voorgenomen verhuizing. De bestuurder is echter niet verplicht om dit advies van de OR op te volgen en kan zijn besluit dus ook bij een voor hem negatief OR-advies doorvoeren. In dat geval kan de OR tegen het besluit van de bestuurder in beroep bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (artikel 26 WOR). De rechter zal in dat geval beoordelen of de bestuurder in redelijkheid tot zijn besluit is gekomen. Of de rechter de OR dan in het gelijk stelt, is nog maar de vraag. Zo oordeelde de OK vorige week in een zaak die was aangespannen door de ondernemingsraden van Sabic dat de bestuurder in redelijkheid tot zijn besluit was gekomen om het hoofdkantoor te verplaatsen van Sittard naar Amsterdam; met alle gevolgen voor de werknemers van dien (ECLI (verkort): 519).