Rechter onverbiddelijk over toepassing voorwaarden TVL
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) heeft in coronatijd veel ondernemers uit de brand geholpen. Maar als de regeling onrechtvaardig uitpakt, blijkt vaak dat de rechter weinig voor gedupeerde ondernemers kan doen. Dat is ook weer de strekking van twee recente uitspraken.
De TVL was samen met de loonkostensubsidie NOW en het bijzonder uitstel van belastingbetaling één van de pijlers onder het omvangrijke coronasteunpakket van de overheid. Ondernemingen konden via de TVL een deel van hun kosten voor bijvoorbeeld huur, onderhoudscontracten of verzekeringen vergoed krijgen. De subsidie was steeds een voorschot. Achteraf moesten aanvragers aantonen dat zij inderdaad aan de voorwaarden hadden voldaan. Zo ja, dan kregen zij ook het resterende subsidiebedrag. Zo niet, dan moesten zij subsidie terugbetalen. Soms zelfs het hele bedrag.
Hardheidsclausule ontbreekt in TVL
De TVL is net als de andere steunregelingen relatief snel opgetuigd en zo ontworpen dat er veel ondernemers geholpen zouden kunnen worden. Maar als ondernemers door omstandigheden toch buiten de boot vallen en naar de rechter stappen, blijkt ook dat de regeling vrij ruw in elkaar zit. Veel wetgeving bevat namelijk een zogeheten hardheidsclausule, waarmee een uitvoeringsinstantie of uiteindelijk de rechter als het ware de hand over hun hart kunnen halen als de regels in een specifiek onredelijk uitpakken. Maar in de TVL zit zo'n clausule niet. Dit betekent dat de rechter in principe gebonden is aan een strikte uitleg van de regels, en dat pakt meestal niet in het voordeel van de ondernemer uit.
Extra vergoeding terecht als omzet geteld
Zo ook in twee recente zaken bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), de hoogste rechter op het gebied van onder meer economische subsidies. In één van die zaken ging het om de TVL-voorwaarde dat de omzet in de aanvraagperiode met een bepaald percentage gedaald moest zijn. Uitvoerder RVO had het volledige subsidiebedrag van een ondernemer teruggevorderd, omdat die niet aan deze omzeteis had voldaan. Uit BTW-aangiftes bleek namelijk dat de omzet niet met minstens 30% gedaald was. De bv kwam hiertegen in het verweer. Zij had een vergoeding gekregen voor het voortijdig beëindigen van een huurcontract van een kapsalon, en de RVO had die vergoeding volgens de onderneming onterecht als omzet geteld. Maar het CBb oordeelde dat dit bedrag wel degelijk meetelde, ook al was het in feite een schadevergoeding. Daarom haalde de onderneming de grens voor omzetdaling niet en was de TVL terecht teruggevorderd.
Te laat met aanvraag, afwijzing terecht
Ook in de andere zaak ving de ondernemer bot. Het ging om een aanvraag voor TVL voor het eerste kwartaal van 2021. De aanvraagperiode voor die subsidie liep van 15 februari 2021 tot en met 18 mei 2021. De ondernemer in kwestie had echter pas op 26 mei aangeklopt voor TVL. Maar die aanvraag werd afgewezen, want die was te laat ingediend. De ondernemer vond dat onredelijk, omdat zij zo € 26.100 misliep. Hoewel het CBb in haar oordeel begrip toonde voor het feit dat het destijds een hectische tijd was voor de onderneemster om haar hoofd boven water te houden, was de afwijzing volgens het college toch terecht. Want de 'drukte en chaos' bij deze onderneemster weken niet in relevante mate af van de situatie waarin andere ondernemers destijds zaten. En veel andere ondernemers bleken wel in staat om op tijd een aanvraag in te dienen. Al met al bleef ook hier het subsidiebedrag dus op € 0 steken.
CBb, 27 februari 2024, ECLI (verkort): 130 en 134