U bent hier

Organisatie & Leidinggeven
Vervangende voorziening voor transitievergoeding

Vervangende voorziening voor transitievergoeding

Een in de cao afgesproken alternatief voor de transitievergoeding hoeft sinds 2020 niet meer gelijkwaardig te zijn aan de transitievergoeding. Wel gelden er een aantal voorwaarden voor die cao-afspraak.

Een werkgever hoeft geen transitievergoeding te betalen als er een cao van toepassing is waarin een ‘gelijkwaardige voorziening’ is opgenomen voor de werknemer. Vanaf 2020 is de voorwaarde van gelijke waarde vervallen. Nu geldt als eis dat de vervangende voorziening bijdraagt aan het beperken van werkloosheid (zoals outplacement of scholingsfaciliteiten) of een redelijke financiële vergoeding is. Het is aan de cao-partijen om in de cao te bepalen wat redelijk is. Een combinatie van cao-voorzieningen is ook mogelijk.

Alleen bij bedrijfseconomische omstandigheden

Ook geldt sinds 2020 dat werkgevers alleen van een cao-alternatief voor de transitievergoeding gebruik mogen maken bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Vóór 2020 was het afspreken van de cao-voorziening ook nog voor andere ontslaggronden mogelijk. Voldoet een cao-afspraak onverhoopt niet aan de wettelijke voorwaarden, dan mag een werkgever daar geen gebruik van maken.

Overgangsregeling cao-afspraken

Overigens geldt er wel een overgangsrecht. De oude wetgeving die stelt dat een cao-voorziening gelijkwaardig moet zijn en dat deze als alternatief voor de transitievergoeding bij alle ontslaggronden te gebruiken is, blijft gelden tot het einde van de looptijd van cao’s met een vervangende voorziening. Voor cao’s die in 2020 of later zijn afgesloten, gelden de nieuwe regels. Op een enkele cao na zijn de meeste cao's inmiddels vernieuwd.