Transitievergoeding is gewoon belast inkomen
Een ontvangen transitievergoeding hangt volgens het gerechtshof samen met een vroegere dienstbetrekking en is daarom gewoon belast inkomen. Een belastingplichtige die aanvoerde dat de heffing over de ontslagvergoeding onredelijk is, kreeg dus nul op het rekest.
Een werkgever die een werknemer ontslaat, moet in de meeste gevallen een transitievergoeding (artikel) betalen. Die bedraagt een derde van het brutomaandsalaris per jaar dat de werknemer in dienst is geweest. Het idee is dat de werknemer dit geld kan gebruiken voor bijvoorbeeld bijscholing, om makkelijker de overstap te maken naar een andere baan.
Middeling voor de inkomstenbelasting
In deze zaak ging het ook om een belastingplichtige die ontslagen was en in 2018 een transitievergoeding van € 41.500 bruto had gekregen. Over die vergoeding was ruim € 20.300 aan loonheffing ingehouden. De transitievergoeding telde de inspecteur bij het inkomen in box 1 van de inkomstenbelasting voor het jaar 2018. Omdat de belastingplichtige in 2019 en 2020 een lager inkomen had, vroeg zij om middeling over deze drie belastingjaren. Dat leidde tot een teruggave van € 625. De belastingplichtige maakte bezwaar tegen de middelingsbeschikking, en toen dat werd afgewezen ging zij in beroep bij de rechter.
De rechtbank kon eerder echter weinig voor haar doen. Naar het oordeel van de rechter had de inspecteur het ingediende bezwaarschrift (maatwerkbrief) terecht aangemerkt als een bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting over 2018, en dat betekende dat het bezwaar veel te laat was ingediend. De inspecteur hoefde het dan ook niet in behandeling te nemen.
Beroep op menselijke maat bij heffing
De belastingplichtige voerde nog aan dat de transitievergoeding onevenredig zwaar belast is, en dat dit ook niet zou stroken met het doel van de vergoeding. Volgens haar is dat doel namelijk om in het levensonderhoud te voorzien tussen het moment van ontslag en de start van de AOW-uitkering. Maar ook dat bracht de rechtbank niet op andere gedachten, omdat die simpelweg volgens de geldende wetten moet oordelen. En die schrijven voor dat de transitievergoeding belast is.
Vervolgens legde de belastingplichtige de zaak nog voor aan het gerechtshof. Ook daar voerde zij aan dat zij de belastingheffing op een transitievergoeding onrechtvaardig vond, dat de menselijke maat daarbij ontbrak en dat de vergoeding eigenlijk onbelast zou moeten zijn. Maar ook het gerechtshof was kort in het oordeel: de ontvangen transitievergoeding hing samen met de vroegere dienstbetrekking van de belastingplichtige, en was daarom wettelijk gezien gewoon belastbaar inkomen. De eerder opgelegde aanslag bleef dus in stand.
Gerechtshof Den Haag, 30 augustus 2023 (publicatiedatum 13 november 2023), ECLI (verkort): 2042