Werkgever behoorde mee te werken aan vakantieverzoek
Wil een werkgever een vakantieaanvraag afwijzen, dan moet dit binnen twee weken en met een ‘gewichtige reden’ gebeuren. Een werkgever kwam na zes maanden terug op een goedgekeurde vakantieaanvraag en werd hiervoor terechtgewezen door Rechtbank Noord-Holland.
Een cabinemedewerker van een vliegtuigmaatschappij wilde voor haar studie psychologie van 1 september 2023 tot en met 31 december 2023 deelnemen aan een uitwisselingsprogramma in Canada. Haar werkgever had eind 2022 en begin 2023 al twee vakantieverzoeken goedgekeurd, waardoor de werkneemster heel september 2023 vrij zou zijn. Voor de overige maanden vroeg ze een zogenoemde ‘career break’ aan, een mogelijkheid waarin de cao van de werkgever voorzag.
Werkneemster had negatief vakantiesaldo
Omdat de loopbaanonderbreking volgens de werkgever op zijn vroegst per 1 november 2023 kon ingaan (terwijl op basis van de cao 1 oktober evengoed mogelijk was) vroeg de werkneemster over oktober 2023 onbetaald verlof aan. Hierop kreeg ze te horen dat ze een negatief vakantiesaldo had, waarna ze op verzoek van haar werkgever de reeds goedgekeurde vakantieaanvragen voor september introk.
Toen vervolgens bleek dat de werkgever niet wilde meewerken aan een andere oplossing en de werkneemster in principe niet kon deelnemen aan het uitwisselingsprogramma, stapte ze naar Rechtbank Noord-Holland voor een kort geding. Hier verzocht ze de kantonrechter haar werkgever te sommeren om voor de maand september 2023 alsnog ‘vakantieverlof’ te verlenen – al dan niet onbetaald – en de loopbaanonderbreking met een maand te vervroegen.
Werkgever had geen gewichtige reden voor weigering
De kantonrechter verduidelijkte dat uit de wet volgt dat werknemers in principe zelf bepalen wanneer zij hun vakantiedagen opnemen, tenzij een werkgever ‘gewichtige redenen’ heeft om een vakantieaanvraag te weigeren. Hij moet dit binnen twee weken schriftelijk doen en een alternatief voorstellen, anders geldt de aanvraag als geaccepteerd. Een eenmaal vastgestelde vakantie is alleen in te trekken als hier gewichtige redenen voor zijn én na overleg met de werknemer. Als een werknemer al vakantiekosten heeft gemaakt, moet de werkgever deze vergoeden.
Dat de werkneemster bijna zes maanden ná goedkeuring van haar vakantieverzoeken te horen kreeg dat ze vanwege een negatief vakantiesaldo geen vakantiedagen kon opnemen in september, was veel te laat. Bovendien had de werkgever geen gewichtige reden voor weigering; ook zonder de werkneemster zou de werkgever in september (en oktober) niet in de problemen komen. Daarnaast vond de rechter dat de werkgever het negatieve vakantiesaldo ook had kunnen compenseren in een andere periode of verrekenen bij een eventuele eindafrekening.
Werkgever gedroeg zich niet als goed werkgever
Ook ten aanzien van de maand oktober oordeelde de rechter in het voordeel van de werkneemster. Door het onbetaalde verlofverzoek en de vervroegde loopbaanonderbreking af te wijzen, terwijl de werkneemster veel belang had bij de deelname aan het uitwisselingsprogramma, had de werkgever zich niet als goed werkgever (artikel) gedragen.
Rechtbank Noord-Holland, 24 augustus 2023, ECLI (verkort): 8622
Vervoersbedrijf verbiedt opnemen vakantie
Onlangs kwam ook vervoersbedrijf Hermes in het nieuws omdat de organisatie haar buschauffeurs vanwege een groot personeelstekort had verboden vakantiedagen op te nemen van 27 augustus tot 15 oktober. Al toegekende vakantiedagen bleven wel staan. Het besluit leidde intern tot een conflict. Hoewel het door de ondernemingsraad van de werkgever aangekondigde kort geding inmiddels van de baan is, is ‘piekdrukte’ (al dan niet als gevolg van een personeelstekort) wel een voorbeeld van een gewichtige reden voor het afwijzen van een vakantieverzoek