Spaar-bv is fiscale aantrekkingskracht goeddeels kwijt
Spaargeld onderbrengen in een bv om de heffing in box 3 van de inkomstenbelasting te ontlopen is in veel gevallen nu niet echt meer aantrekkelijk. Die conclusie over de spaar-bv valt te trekken na wijzigingen die zijn doorgevoerd in box 3.
Bij een spaar-bv wordt spaargeld simpel gezegd ondergebracht in een bv. Daardoor telt het spaargeld niet mee voor het vermogen in box 3 (checklist). De spaar-bv betaalt over het rendement op het spaargeld vennootschapsbelasting (VPB). Als de bv het rendement vervolgens uitkeert aan de aandeelhouder in de vorm van dividend, betaalt de aandeelhouder over dat bedrag belasting in box 2 van de inkomstenbelasting. Dat is voordelig als er op die manier méér overblijft dan wanneer de aandeelhouder het spaargeld privé zou houden, en het dus in box 3 belast zou zijn.
Box 2, box 3 en VPB flink op de schop
Door wijzigingen in de heffingssystematiek in box 3 in 2017 en een gestaag dalende spaarrente, hebben in het verleden steeds meer vermogende huishoudens de spaar-bv ontdekt. Dat concludeerde het Centraal Planbureau (CPB) vorig jaar in een onderzoek. Sinds 2017 betaalden belastingplichtigen in box 3 een hogere forfaitaire heffing naarmate hun vermogen hoger was. En doordat de spaarrente daalde, was het forfaitaire rendement waar box 3 vanuitging voor laagrenderende vermogens lang niet haalbaar. Dit alles was volgens het CPB dan ook een prikkel om spaargeld in een bv te stallen. Het planbureau noteerde in zijn onderzoek (pdf) dan ook een flinke groei voor spaar-bv's in de periode 2010-2018.
Maar inmiddels is het fiscale landschap flink veranderd. Box 3 maakt onderscheid in verschillende vermogenscategorieën. Voor spaargeld wordt de heffing nu gebaseerd op een rendement dat na afloop van een jaar wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddelde werkelijke rendement. Tegelijkertijd is het lage VPB-tarief - dat geldt tot een winst van € 200.000 - begin dit jaar in één keer verhoogd van 15% naar 19%. Verder komen er vanaf 2024 twee tarieven in box 2.
Spaargeld in bv niet meer voordelig
Voor een belastingplichtige die voor de keuze staat om spaargeld privé te houden of in een bv te stoppen, is de spaar-bv door alle ontwikkelingen niet meer aantrekkelijk, zo schrijft ABN Amro MeesPierson in een analyse. Voor wat in box 3 'overige bezittingen' genoemd wordt, zoals vastgoed, aandelen of obligaties, zou het nog wel anders kunnen liggen. ABN-econoom René Bruel komt in zijn berekeningen tot een omslagpunt van tussen de 4,1% en 5,2%. Wie minder rendement maakt op zijn overige bezittingen zou dan nog fiscaal voordeel kunnen hebben bij beleggen in een bv. Maar daarbij spelen meer factoren een rol, zoals de kosten van een bv. Voor iemand die al een bv heeft, zoals een directeur-grootaandeelhouder (dga), kan het plaatje genuanceerder liggen, aldus Bruel. Daarbij hangt het er vooral vanaf hoe lang het geld binnen de bv blijft en hoe lang dus de heffing in box 2 wordt uitgesteld.