Inspecteur zit mis met schatting gebruikelijk loon
Voor het bepalen van het zogeheten gebruikelijk loon voor een directeur-grootaandeelhouder (dga) moet de Belastingdienst kijken naar het salaris dat hoort bij een vergelijkbare baan. Maar de inspecteur moet daar wel een deugdelijke onderbouwing bij geven, zo blijkt uit een recente zaak.
Het gebruikelijk loon geldt voor dga's en andere houders van een aanmerkelijk belang in een onderneming, die ook werken voor die vennootschap. Zij moeten in de loonaangifte een salaris opgeven dat 'gebruikelijk' is voor hun werk. De wetgever wil met die regeling voorkomen dat dga's zichzelf maar een schijntje aan loon toekennen, om zo minder belasting te betalen.
Loon uit 'meest vergelijkbare dienstbetrekking'
De vuistregel voor het bepalen van het gebruikelijk loon (toolbox) is dat het gelijk moet zijn aan het salaris van een werknemer in de 'meest vergelijkbare dienstbetrekking'. Dus een dga met een bv die interim-manager is in een bepaalde branche, zal voor de loonaangifte moeten uitzoeken wat een gangbaar loon is voor zo'n functie.
Over de hoogte van het gebruikelijk loon wordt geregeld gesteggeld in de rechtszaal. De inspecteur kan namelijk stellen dat het gehanteerde gebruikelijk loon te laag is, met een verwijzing naar het salaris van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. En dan is het aan de dga om te onderbouwen dat het aangegeven bedrag wél juist is. Als de dga hier niet van tevoren goed over heeft nagedacht, wordt dat een ingewikkelde klus.
Gebruikelijk loon op basis van management fee
Maar dat betekent niet dat de inspecteur kan volstaan met het noemen van een bedrag, zonder dat verder te onderbouwen. In een recente zaak ging het daar mis voor de fiscus. Het draaide om een dga met een adviesbureau die naheffingsaanslagen voor de loonheffingen aan de broek kreeg, omdat hij helemaal geen gebruikelijk loon had aangegeven. De inspecteur had voor de jaren 2017, 2018 en 2019 het gebruikelijk loon vastgesteld aan de hand van een management fee van € 96.000 die de dga ontving voor een interimklus voor een andere onderneming. Maar dat was volgens de rechter te makkelijk. De management fee was namelijk niet de beloning voor de vergelijkbare dienstbetrekking, maar voor een overeenkomst van opdracht. De inspecteur had volgens de rechter meer onderzoek moeten doen naar wat wél een goed vergelijkbaar salaris was.
Onderbouwing dga óók onvoldoende
De opgelegde naheffingsaanslagen berustten daarom volgens de rechter niet op een redelijke schatting. Aan de andere kant ging de rechter ook niet mee in de stelling van de dga dat de bv maar financiële ruimte had voor een gebruikelijk loon van maximaal € 25.000. Met een blik op de financiën van de bv vond de rechter dat ongeloofwaardig. Daarom stelde de rechtbank het gebruikelijk loon zelf vast, op basis van loongegevens voor interimmanagers die de dga had aangeleverd. Daar rolde een gebruikelijk loon van € 65.000 per jaar uit. Na wat rekenwerk kwam de rechtbank uit op een loon van € 48.750 voor de jaren 2017 tot en met 2019. De naheffingsaanslagen werden daarom flink verlaagd.
Rechtbank Gelderland, 9 maart 2023 (publicatiedatum 25 juli 2023), ECLI (verkort): 1215