U bent hier

OR & Medezeggenschap
Wat als leidinggevende OR-lidmaatschap verbiedt?

Wat als leidinggevende OR-lidmaatschap verbiedt?

Sommige leidinggevenden denken dat ze zich overal mee mogen bemoeien, maar er zijn grenzen. Over de beslissing of een werknemer wel of niet lid wordt van de ondernemingsraad (OR) heeft de leidinggevende niets te zeggen. Maar wat als de leidinggevende het niet eens is met het OR-lidmaatschap van een werknemer?

Een leidinggevende kan een werknemer in principe niet verbieden om in de OR te gaan. Iedereen die met een arbeidscontract of aanstelling werkzaam is in de onderneming kan zich volgens de Wet op de ondernemingsraden (WOR) kandidaat stellen voor de OR. Dit geldt ook voor uitzendkrachten die langere tijd in de onderneming werkzaam zijn. Werknemers kunnen zich na drie maanden verkiesbaar stellen bij de OR-verkiezingen, uitzendkrachten gaan na 15 maanden medezeggenschapsrechten opbouwen en kunnen zich na (15+3=) 18 maanden kandidaat stellen voor de OR van de inlenende organisatie. In het OR-reglement kunnen kortere of langere termijnen staan, dus sla dat er altijd op na.

OR moet optreden als leidinggevende OR-lid tegenwerkt

Als een werknemer in de OR komt, maakt hij met de andere OR-leden onderling én met zijn directe leidinggevende afspraken over de tijd die hij nodig heeft voor zijn medezeggenschapswerk. Daar heeft een leidinggevende zich dan ook aan te houden. Gaat hij toch moeilijk doen of houdt hij er in de werkzaamheden van de werknemer geen rekening mee, spreek de leidinggevende hier dan op aan. Als dit geen effect heeft, kan de OR dit met de bestuurder bespreken op de eerstvolgende overlegvergadering (artikel 24 WOR). Het is tenslotte de taak van de bestuurder om de leidinggevenden binnen zijn organisatie te wijzen op hun plichten.