Minister bekijkt opties voor eenvoudiger verlofstelsel
Al een langere tijd bestaat de wens om het Nederlandse verlofstelsel simpeler te maken. Er wordt nu gewerkt aan een aantal vereenvoudigingen, zoals vaste regels voor de opnameperiode en het aanvraagmoment van de verlofregelingen.
Het Nederlandse verlofstelsel bestaat uit veel verschillende regelingen. Rond de geboorte van een kind is bijvoorbeeld gebruik te maken van zwangerschapsverlof, bevallingsverlof, calamiteiten- en ander kort verzuimverlof, geboorteverlof, aanvullend geboorteverlof en (betaald) ouderschapsverlof. De voorschriften voor het aanvragen en opnemen van die verlofvormen – die terug te vinden zijn in de Wet arbeid en zorg (WAZO) – lopen sterk uiteen. Bovendien is het verlofstelsel de laatste jaren complexer geworden door de invoering van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) en de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO). Dat heeft de wens versterkt om het stelsel te vereenvoudigen. In een recente Kamerbrief is demissionair minister Van Gennip van SZW hier verder op ingegaan.
Per cluster verlofvormen met dezelfde regels
Begin dit jaar is een verkenning gestart. In haar brief maakt de minister op basis van die verkenning een onderscheid tussen mogelijke administratieve vereenvoudigingen en wijzigingen die het stelsel raken en financiële gevolgen hebben. Bij die laatste categorie overweegt de minister verlofvormen te ‘clusteren’ en per cluster de regels zo veel mogelijk gelijk te trekken. Mogelijke clusters zijn een cluster rond de geboorte van en zorg voor kinderen, een cluster rond het verlenen van (mantel)zorg en een cluster rond persoonlijk verlof (zoals transitieverlof). De minister komt hier na de zomer op terug, maar benadrukt alvast dat grote veranderingen in principe aan een volgend kabinet zijn.
Uniformering opnameperiode en aanvraagmoment
Voor vereenvoudigingen ‘van administratieve aard’ noemt de minister de volgende mogelijkheden, die ze de komende tijd uitwerkt in samenwerking met UWV en de sociale partners:
Uniformering van de opnameperiode
De minister wil graag de termijnen waarbinnen het verlof kan worden opgenomen, zo veel mogelijk gelijktrekken. Momenteel geldt bijvoorbeeld dat een werknemer geboorteverlof binnen vier weken na de geboorte moet opnemen, het aanvullend geboorteverlof binnen zes maanden en betaald ouderschapsverlof binnen een jaar. Bij uniformering ligt het voor de hand om voor de langste opnametermijn (een jaar) te kiezen. De minister bezint zich bij de uitwerking nog op het gegeven dat ouders meer betrokken zijn bij de opvoeding als zij juist direct na een geboorte verlof opnemen.
Uniformering van het aanvraagmoment
Ook bij het aanvraagmoment van de verlofuitkering valt een slag te slaan. Voor het zwangerschaps- en bevallingsverlof en het adoptie- en pleegzorgverlof geldt nu dat de uitkering vooraf moet worden aangevraagd. Bij het aanvullend geboorteverlof kan dit vooraf, tijdens én achteraf en bij het betaald ouderschapsverlof kan dit alleen achteraf. Hier waren bij het ontwerp van de regelingen redenen voor, maar in de praktijk zorgt het voor onduidelijkheid en onzekerheid. De minister ziet twee opties voor uniformering van het aanvraagmoment van alle regelingen (artikel): altijd vooraf aanvragen óf een flexibel aanvraagmoment (vooraf, tijdens of na). Hier is nog geen knoop over doorgehakt.
Voor enkele andere vereenvoudigingsopties is meer onderzoek nodig, zoals een versimpeling van de regels die gelden als een werknemer tijdens een verlofperiode van werkgever wisselt.