Bedrijfsonderdeel sluiten: alleen met OR-advies
Het komt voor dat een bestuurder ervoor kiest om een bedrijfsonderdeel te sluiten. Dat kan zijn om in financieel zwaar weer het hoofd boven water te houden, maar bijvoorbeeld ook om de bedrijfsfocus te verplaatsen en meer winst te boeken. Wat de reden ook is: zodra de bestuurder besluit om een deel van de organisatie te sluiten, moet hij de ondernemingsraad (OR) hierover om advies vragen!
Besluit een bestuurder een deel van de organisatie te sluiten, dan moet hij dat voorgenomen besluit eerst voorleggen aan de OR voor advies, voordat hij het kan uitvoeren. Deze verplichting van de bestuurder is vastgelegd in artikel 25, lid 1c en lid 1d van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Ontvangt de OR zo'n adviesaanvraag van de bestuurder, dan is het voor de OR zaak om de redenen voor de sluiting en de gevolgen daarvan voor de organisatie en de achterban goed in kaart te krijgen. De bestuurder moet dit beschrijven in zijn onderbouwing voor zijn voorgenomen besluit. Ontbreekt die informatie, dan kan de OR eisen dat de adviesaanvraag eerst compleet wordt gemaakt voordat hij hem in behandeling neemt. De OR kan er echter ook voor kiezen om alvast in overleg te gaan met de bestuurder en op die manier invloed uit te oefenen op de besluitvorming.
Opschortingsplicht voor bestuurder als hij van OR-advies afwijkt
De bestuurder moet over het besluit waarover hij de OR om advies vraagt, minimaal één keer overleggen met de OR. Tijdens dat overleg kan de OR ook eventuele alternatieven voor de sluiting van het bedrijfsonderdeel bespreken met de bestuurder en voorstellen doen voor maatregelen om de nadelige gevolgen voor de werknemers te beperken (artikel 23 WOR). De OR kan daarvoor eventueel ook advies inwinnen bij een externe deskundige (artikel 16 WOR). Vervolgens is het aan de OR om advies uit te brengen. De bestuurder moet de OR dan zo snel mogelijk laten weten wat zijn besluit is en in hoeverre en waarom hij het advies van de OR al dan niet volgt. Wijkt de bestuurder af van het OR-advies, dan moet hij zich houden aan de opschortingsplicht. Dat houdt in dat de bestuurder de uitvoering van zijn besluit één maand moet uitstellen. De OR kan in die periode in beroep gaan tegen het besluit door naar de Ondernemingskamer te stappen en de rechter te vragen om te oordelen over de redelijkheid van het besluit (artikel 26 WOR). De OR kan de bestuurder ook ontslaan van de verplichting tot opschorting.
Houd de procedures in het oog!
Om de kans te verkleinen dat het voorgenomen besluit van de bestuurder erg verschilt met het OR-advies, is het zaak dat de bestuurder de OR vroegtijdig betrekt bij zijn plannen. Zo kunnen OR en bestuurder samen van gedachten wisselen en kan de bestuurder al in een vroeg stadium rekening houden met de ideeën van de OR. De uiteindelijke officiële adviesaanvraag is dan in feite een administratieve afhandeling die de OR snel kan realiseren. Dat biedt de bestuurder het voordeel dat hij sneller over kan gaan tot uitvoering van zijn besluit én dat er meer draagvlak voor zal zijn onder de werknemers. Bij zaken zoals het sluiten van een bedrijfsonderdeel, zijn de gevolgen echter vaak wel erg ingrijpend voor werknemers. De OR moet daarom – naast het stroomlijnen van het adviesrecht (toolbox) – ook extra aandacht hebben voor een zorgvuldige communicatie over de veranderingen en voor de uitvoering van het besluit. Ook als de emoties hoog oplopen, is het zaak dat de procedures worden uitgevoerd zoals afgesproken en dat de bestuurder zich daarbij aan de wettelijke voorschriften houdt.