U bent hier

OR & Medezeggenschap
Werkgever moet € 62.000 aan vakantiedagen uitbetalen

Werkgever moet € 62.000 aan vakantiedagen uitbetalen

Heeft een werkgever een werknemer niet voldoende in staat gesteld om zijn wettelijke vakantiedagen op te nemen, dan vervallen én verjaren de niet-opgenomen vakantiedagen niet en kan de werknemer ze alsnog opnemen of uit laten betalen aan het einde van het dienstverband. Dat bevestigde de Hoge Raad onlangs.

De zaak draaide om een advocaat die al jaren in de clinch lag met zijn werkgever over het aantal niet-genoten vakantiedagen. Na onder meer twee non-actiefstellingen stapte de werknemer naar Rechtbank Den Haag, waar hij stelde nog recht te hebben op meer dan 250 vakantiedagen. De kantonrechter oordeelde onder meer dat de werkgever het voldoende aannemelijk had gemaakt dat er – met toepassing van de wettelijke verval- en verjaringstermijn – nog 22 dagen openstonden.

Werkgever voldeed niet aan zorg- en informatieplicht

In het hoger beroep verwees het gerechtshof naar het ‘Max Planck-arrest’, waarin het Europees Hof van Justitie oordeelde dat een werkgever de plicht heeft om werknemers duidelijk en tijdig te informeren over de vervaltermijn van de wettelijke vakantiedagen en ze moet stimuleren die dagen op te nemen. Die vervaltermijn bedraagt een half jaar na het jaar van opbouw van de vakantiedagen. Omdat de werkgever niet had voldaan aan deze zorg- en informatieplicht, oordeelde het gerechtshof dat de wettelijke vervaltermijn niet van toepassing was en de wettelijke vakantiedagen van de werknemer niet waren komen te vervallen. Omdat door de nalatigheid van de werkgever ook de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar niet van toepassing was, had de werknemer nog recht op 186,50 vakantiedagen (een deel van de door de werknemer gevorderde bovenwettelijke vakantiedagen was inmiddels wel verjaard).

Ook geen verjaring van wettelijke vakantiedagen

De werkgever ging hierop in cassatie bij de Hoge Raad, maar ving ook daar bot. De Hoge Raad concludeerde dat het gerechtshof terecht had geoordeeld dat zowel de wettelijke vervaltermijn als de wettelijke verjaringstermijn niet van toepassing was doordat de werkgever de zorg- en informatieplicht niet goed had nageleefd. De werkgever moest de werknemer nog ruim € 62.000 betalen aan openstaande vakantiedagen.
Hoge Raad, 23 juni 2023, ECLI (verkort): 955