Op tijd klagen over fout, anders geen schadevergoeding
Een onderneming die bijvoorbeeld een partij kapotte spullen binnenkrijgt, moet op tijd klagen bij de leverancier om schade vergoed te krijgen. Helaas staat er geen handzame tabel met uiterste klachttermijnen in de wet om te zien wat dan ‘op tijd’ is. Maar 15 jaar is in elk geval te laat, zo merkte een advocatenkantoor bij de rechter.
Als een leverancier een partij kapotte laptops aflevert, of verlepte sla, dan zal de ontvangende ondernemer daar over klagen. Niet alleen vanwege frustratie, maar het is ook juridisch van belang om geen rechten te verliezen.
Wettelijke klachtplicht bij leveringen
De wet stelt namelijk dat de ontvangende ondernemer moet klagen ‘binnen bekwame tijd’ nadat hij heeft ontdekt (of had moeten ontdekken) dat er iets niet deugt. De wet somt niet op wat dan wanneer ‘binnen bekwame tijd’ is, maar het valt wel enigszins te beredeneren. Bij verlepte sla zal de zakelijke klant er sneller bij moeten zijn dan bij computersoftware (artikel). Het idee is namelijk dat de leverancier ook de gelegenheid moet krijgen om zelf gebreken te constateren en de misser te herstellen. Na twee weken wordt het – om in het voorbeeld te blijven – een ingewikkelde discussie over hoe de sla er bij aankomst uitzag.
Overigens gaat het hier om de wettelijke ‘klachtplicht’. Maar veel ondernemingen hebben in hun algemene voorwaarden (artikel) die van toepassing zijn op de levering de termijnen wél afgebakend. In dat geval kan de klachttermijn dus sneller verlopen zijn. Ondernemingen doen er dus verstandig aan om scherp te zijn op het tijdig ontdekken van fouten.
Huurder eist huur en servicekosten terug
In een recente zaak bij het gerechtshof in Leeuwarden ging dat niet helemaal goed. Het draaide om een advocatenkantoor dat sinds 2003 kantoorruimte huurde. De oppervlakte was volgens de oorspronkelijke huurovereenkomst 1.025 m². Het huurcontract werd verschillende keren verlengd. In de aanloop naar besprekingen over een nieuwe verlenging had het advocatenkantoor de gehuurde kantoorruimte nog eens in kaart gebracht. Uit een nieuwe meting in opdracht van het kantoor eind 2018 bleek dat de oppervlakte maar circa 831 m² was. Het advocatenkantoor vorderde daarop bij de rechter te veel betaalde huur en servicekosten à ruim € 330.000 terug. Zij stelde dat zij pas in 2018 reden kreeg om te twijfelen aan de oppervlakte. Toen bekeek het kantoor ook andere bedrijfsruimtes, en daarbij viel het op dat panden van 1.000 m² veel ruimer leken dan het eigen kantoor.
Huurder had afwijking veel eerder moeten opmerken
Het gerechtshof oordeelde echter dat het kantoor zijn rechten op schadevergoeding had verspeeld. Een dergelijke grote afwijking in het aantal vierkante meters had het kantoor al direct bij de start van de huur in 2003 moeten opmerken, vond het hof. Zeker omdat er nieuwe plafonds en vloerbedekking waren aangelegd, waarbij de koper toch ook vaak het aantal vierkante meters moet opgeven. Ook lag het voor de hand dat het advocatenkantoor als juridisch dienstverlener bij vastgoedtransacties wist dat er verschillende meetmethodes voor oppervlaktes gebruikt kunnen worden. Al met al mocht het kantoor volgens het gerechtshof niet ‘uitgaan’ van een oppervlakte van 1.025 m² en was er dus ook geen gebrek waar de verhuurder voor moest compenseren.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 4 april 2023, ECLI (verkort): 2890