Zonder herinvestering overtollige gelden naar box 3 IB
Een ondernemer die niet van plan is om herinvesteringen te doen hoeft niet zo'n hoge bedragen aan liquide middelen op zijn balans te hebben staan. Heeft hij wel een flink bedrag voor die liquide middelen opgenomen dan kan de Belastingdienst stellen dat dit overtollige middelen zijn die onder box 3 van de inkomstenbelasting (IB) horen.
Een ondernemer voor de IB mag in principe zelf beslissen of hij een vermogensbestanddeel tot het ondernemingsvermogen dan wel tot het privévermogen (vermogensetikettering) laat behoren. Op de inspecteur rust dan de bewijslast om aannemelijk te maken dat het vermogensbestanddeel een ander etiket moet krijgen. Bij liquide middelen gaat het er dan om dat de inspecteur aantoont dat de middelen duurzaam overtollig zijn en dus als privévermogen moeten worden gezien in plaats van als ondernemingsvermogen. Om deze discussie (V&A) ging het in onderstaande zaak.
Overtollige middelen horen in box 3
Een IB-ondernemer gaf In zijn aangiftes over 2017 en 2018 aan wat op de balansdata de saldi aan liquide middelen in zijn eenmanszaak waren. Op de beginbalans van 2017 stond een bedrag van € 849.891 aan liquide middelen. Op de eindbalans van 2017 en de beginbalans van 2018 was dat € 626.797. Eind 2018 bedroegen de liquide middelen in de onderneming € 466.927. De inspecteur vond dat er sprake was van overtollige liquide middelen die in box 3 van de IB thuishoorden.
Dekking voor fiscale oudedagsreserve
Na bezwaar van de ondernemer gaf de Belastingdienst aan dat voor 2017 een bedrag van € 153.000 aan liquide middelen echt genoeg was, namelijk € 109.000 voor de dekking van de fiscale oudedagsreserve, € 16.000 voor lopende uitgaven en € 28.000 als reservering voor een auto. Voor 2018 vond de fiscus een bedrag van € 118.000 genoeg voor dezelfde posten. Na nog wat kleine aanpassingen vond de fiscus dat er in 2017 € 696.891 en in 2018 € 461.797 van het ondernemingsvermogen over moest naar box 3.
Terecht als overtollig aangemerkt
De rechter die moest oordelen in deze beroepzaak wilde van de inspecteur weten waarom er sprake was van overtollige liquide middelen. De inspecteur stelde dat de onderneming een beperkte omvang had en al vóór de coronacrisis te kampen had met een dalende omzet. Daarnaast had de ondernemer zijn plannen om te herinvesteren en onroerend goed aan te schaffen niet uitgevoerd. Er stonden ook verder geen grote investeringen op stapel waarvoor hoge bedragen aan liquide middelen nodig waren. De liquide middelen waren dus terecht als overtollig aangemerkt waardoor ze in box 3 thuishoorden.
Rechtbank Den Haag, 19 december 2022 (gepubliceerd 7 maart 2023), ECLI (verkort): 14133