Doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon vervallen: en nu?
Directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) moeten het sinds dit jaar stellen zonder de doelmatigheidsmarge voor hun gebruikelijk loon. Dat is een hele mond vol, maar het gevolg is simpelweg dat dga’s die deze marge gebruikten meer belasting gaan betalen. Het is dan ook raadzaam om het dga-loon nog eens onder de loep te nemen.
Een dga is zowel directeur als werknemer van zijn eigen onderneming. Om te voorkomen dat de dga zichzelf maar een schijntje aan loon betaalt, staat de regeling voor het gebruikelijk loon in de wet.
Lager gebruikelijk loon
De regeling schrijft voor dat dga’s – en andere houders van een aanmerkelijk belang – in de loonaangifte een salaris moeten opgeven dat ‘gebruikelijk’ is voor hun werkzaamheden. In principe is dit gebruikelijk loon het hoogste van deze drie bedragen:
- het loon van een werknemer in de ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’ (dus iemand zonder aanmerkelijk belang);
- het loon van de meestverdienende werknemer van de vennootschap of van een verbonden vennootschap;
- € 51.000 (bedrag 2022: € 48.000).
In bepaalde situaties mag de dga het gebruikelijk loon lager vaststellen (artikel). Bijvoorbeeld als de dga aannemelijk maakt dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan het loon van de meestverdienende werknemer. Dan mag de dga dit lagere salaris als gebruikelijk loon hanteren.
Hoger dga-loon, meer belasting betalen
Tot dit jaar mochten dga’s nog op 75% van het loon van iemand in de meest vergelijkbare dienstbetrekking gaan zitten. Die ‘korting’ van 25% was de doelmatigheidsmarge. Maar met ingang van 2023 is er een streep gezet door die marge. Voor dga’s die de doelmatigheidsmarge gebruikten, betekent dit dat zij een hoger salaris moeten hanteren voor de loonaangifte en dus meer belasting betalen. Per saldo verwacht de overheid hierdoor dit jaar ruim € 900 miljoen aan extra inkomsten.
Naast het directe effect voor dga’s die de doelmatigheidsmarge gebruiken, kan het verdwijnen van de marge ook gevolgen hebben voor andere dga’s. Dit omdat het gebruikelijk loon het hoogste moet zijn van drie bedragen. Als 100% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking hoger is dan het loon van de meestverdienende werknemer, zal het gebruikelijk loon omhoog moeten.
Discussies met de Belastingdienst
De bewijslast dat het salaris inderdaad gebruikelijk is, ligt in principe bij de dga. Adviseurs verwachten dit jaar flink wat discussies met de Belastingdienst over het gebruikelijk loon. Het ligt voor de hand dat de fiscus in veel gevallen van mening zal zijn dat het gebruikelijk loon omhoog moet. Om dat te weerleggen zal de dga van goeden huize moeten komen. Want die moet dan onderbouwen dat 75% van het salaris uit een vergelijkbare dienstbetrekking ook dit jaar nog ‘gebruikelijk’ is.
Voor dga’s die eerder een vaststellingsovereenkomst (VSO) hebben gesloten met de Belastingdienst geldt overigens een apart regime. In zo’n VSO maken de belastingplichtige en de fiscus afspraken over bijvoorbeeld het aflossen van belastingschulden. Deze dga’s mogen de VSO zonder overleg met de inspecteur voortzetten, als zij maar 100% in plaats van 75% van het afgesproken salaris hanteren. Dit mag alleen als er verder geen belangrijke wijzigingen zijn in de situatie van de dga.