Opdrachtovereenkomst maakt hockeyprof geen ondernemer
De praktijk is bepalend voor de vraag of er sprake is van ondernemerschap of een dienstbetrekking, niet de overeenkomst van opdracht. Daar kwam een hockeyprofessional achter bij Rechtbank Noord-Holland.
De hockeyer was al sinds 2012 actief voor een hockeyvereniging op basis van opdrachtovereenkomsten. Ook was hij – tot de afschaffing in mei 2016 – in het bezit van een Verklaring arbeidsrelatie (VAR), waardoor zijn inkomsten door de Belastingdienst werden beschouwd als winst uit onderneming. Ondanks dat de hockeyer zich had geregistreerd als ondernemer voor de BTW en jaarlijks aangifte voor de BTW deed, ontving hij van de Belastingdienst in 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over 2017 waarop de fiscus de inkomsten als loon uit dienstbetrekking had aangemerkt en dus niet zoals de hockeyer had aangegeven in zijn aangifte als winst uit onderneming..
Gezagsverhouding zou ontbreken
Voor de rechtbank stelde de hockeyer dat er geen sprake was van een dienstbetrekking. Zo zou een gezagsverhouding tussen hem en de club ontbreken. Bovendien was hij niet verplicht persoonlijke arbeid te verrichten, omdat er tijdens wedstrijden spelers vervangen werden door andere spelers, hij bij blessures niet inzetbaar was en als aanvoerder mede de opstelling bepaalde. Daarnaast beriep hij zich op de eerder afgegeven VAR: omdat zijn situatie in 2017 niet anders was dan in de voorgaande jaren vond hij dat hij erop mocht vertrouwen dat hij ook in 2017 aangemerkt zou worden als ondernemer.
Praktijk bepaalt of er sprake is van arbeidsovereenkomst
In zijn uitspraak verwees de kantonrechter naar een uitspraak van de Hoge Raad. Hierin oordeelde het hoogste rechtsorgaan dat de bedoeling van partijen geen rol speelt bij de vraag of een overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, maar dat de praktijk dit bepaalt. Rechtbank Noord-Holland oordeelde uiteindelijk dat in de praktijk bleek dat de hockeyer verplicht was persoonlijke arbeid te verrichten. Ook was er sprake van een gezagsverhouding, omdat hockey een teamsport is en de coach namens de werkgever de opstelling bepaalt, wissels toepast, spelers aanwijzingen geeft en verplichtingen oplegt. Bovendien kon de hockeyer zich niet beroepen op de VAR, onder meer omdat de VAR al in 2016 afgeschaft was. Er was dan ook geen sprake van winst uit onderneming, maar van loon uit dienstbetrekking.
Risico op naheffing bij schijnzelfstandigheid
Er is veel te doen om zzp’ers die eigenlijk een dienstbetrekking hebben (ook wel schijnzelfstandigheid genoemd). Zo bleken onder meer Deliveroo en Uber gebruik te maken van schijnconstructies. Bij het inhuren van een zelfstandige doen werkgevers er dan ook goed aan om na te gaan of er geen sprake is van een dienstbetrekking. Werkgevers die gebruikmaken van schijnzelfstandigen, lopen het risico op een naheffing.
Rechtbank Noord-Holland, 29 november 2022, ECLI (verkort): 10735