Eerste Kamer akkoord met wijzigen heffingsmoment opties
De Eerste Kamer is onlangs akkoord gegaan met het wetsvoorstel over het verleggen van het heffingsmoment op aandelenoptierechten. De wijziging treedt per 1 januari 2023 in werking.
Tijdens de stemmingsronde over het Belastingplan 2023 stemde de Eerste Kamer afgelopen dinsdag ook in met de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten. Met de maatregel die in dit wetsvoorstel is opgenomen verschuift het moment van het inhouden en afdragen van de loonheffingen bij aandelenopties. Per 1 januari 2023 wordt het heffingsmoment bij uitoefening van opties verlegd naar het moment dat de met de optie aangekochte aandelen kunnen worden verhandeld, maar uiterlijk vijf jaar na de uitoefening (of na de beursgang als de onderneming nog niet beursgenoteerd was).
Keuzeregeling voor de werknemer
Tot en met 31 december 2022 geldt nog dat aandelenoptierechten worden belast op het moment dat deze optierechten worden uitgeoefend. De nieuwe regels voorzien in een keuzeregeling voor de werknemer. Onder voorwaarden en naar keuze van de werknemer vindt heffing dan net als nu plaats bij uitoefening.
Motivatie van de werknemers
Ter extra motivatie van werknemers kan een werkgever besluiten om aan de werknemers aandelen in de onderneming of opties daarop te verstrekken. Deze vorm van belonen in natura zou werknemers moeten stimuleren omdat aandelen(opties) immers lucratiever zijn als de onderneming beter presteert. Met de verschuiving van het heffingsmoment moet het aantrekkelijker worden om aandelenoptierechten als loon te verstrekken. Het kabinet verwacht dat met de nieuwe regeling het inzetten van aandelenoptierechten bij (met name) start-ups om personeel aan te trekken en te behouden vaker zal voorkomen. Ook moet de nieuwe regeling de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van onder meer de omringende landen verbeteren.