Lager salaris onredelijk door ontbreken afbouwregeling
Als een werkgever een werknemer in een functie met een lager salaris wil herplaatsen, moet hij met een goede afbouwregeling komen. Ontbreekt deze, dan is het voorstel mogelijk niet redelijk en kan de werkgever niet verwachten dat de werknemer de functiewijziging accepteert. Dat blijkt uit een recente zaak bij Rechtbank Rotterdam.
De werkgever in kwestie had voor de werknemer, een machine-inspecteur, ontslag aangevraagd bij UWV vanwege bedrijfseconomische redenen (artikel). Volgens UWV had de werkgever de noodzaak van het vervallen van de arbeidsplaats van de werknemer aannemelijk gemaakt. Echter had de werkgever niet aan zijn herplaatsingsplicht voldaan. De werkgever stelde dat hij een passende functie op de marketingafdeling had aangeboden, maar dat de werknemer die functie had afgewezen. De werknemer meende op zijn beurt dat hij graag in de functie herplaatst had willen worden. Omdat de werkgever zich onvoldoende had ingespannen voor zijn herplaatsingsplicht (artikel), wees UWV de ontslagaanvraag af.
Werknemer accepteerde lagere salaris niet
Na de ontslagprocedure bood de werkgever de werknemer de passende functie op de marketingafdeling alsnog aan. De werknemer ging niet akkoord met de nieuwe arbeidsovereenkomst, onder meer omdat zijn salaris zo’n 30% lager zou liggen dan voorheen. De werknemer startte wel in zijn nieuwe functie, omdat hij in zijn oorspronkelijke arbeidsovereenkomst had afgesproken dat hij ook ander werk zou uitvoeren als zijn werkgever die instructie zou geven (artikel), zelfs als de werkzaamheden volledig anders zouden zijn. Wel maakte hij de werkgever duidelijk dat hij het lagere salaris niet accepteerde. Omdat een volledige loonbetaling uitbleef, sommeerde de werknemer de werkgever tot betaling van het volledige salaris.
Afbouwregeling kwam te laat en was te kort
Volgens de kantonrechter had de werknemer de werkgever diverse keren laten weten dat hij de werkzaamheden van de nieuwe functie zou uitvoeren omdat dit zo was overeengekomen, maar dat hij de nieuwe functie en het daarbij behorende lagere salaris niet accepteerde. Omdat een eenzijdig wijzigingsbeding ontbrak, was het de vraag of de werkgever een redelijk voorstel had gedaan waar de werknemer in het kader van goed werknemerschap mee had moeten instemmen. Gezien de omstandigheden was er volgens de rechter voldoende aanleiding om de werknemer een voorstel voor een functiewijziging te doen, maar was het voorstel onredelijk door onder meer de forse salarisvermindering en het ontbreken van een afbouwregeling. De afbouwregeling die de werkgever na vier maanden alsnog had aangeboden, kwam te laat en was bovendien te kort van duur. De rechter concludeerde dan ook dat de werknemer nog steeds recht had op zijn eerdere salaris.
Rechtbank Rotterdam, 20 mei 2022, ECLI (verkort): 4303