U bent hier

OR & Medezeggenschap
Kledingeis leidt tot eerste ontslag op ‘f-grond’

Kledingeis leidt tot eerste ontslag op ‘f-grond’

De kantonrechter in Utrecht heeft onlangs een arbeidsovereenkomst ontbonden vanwege een ernstig gewetensbezwaar van een werkneemster. Volgens juristen is het voor het eerst dat een rechter een contract heeft beëindigd op basis van deze zogeheten f-grond.

De zaak draaide om een islamitische apothekersassistente van een ziekenhuis. Door middel van haar arbeidsovereenkomst had de werkneemster zich verbonden om, ter preventie van infecties, de kleding- en hygiënevoorschriften van het ziekenhuis na te leven. Op een gegeven moment werden de regels voor infectiepreventie strenger, met als gevolg dat de werkneemster haar werk voortaan moest verrichten met onbedekte onderarmen.

Werkgever liet bedekken onderarmen toe

Gedurende de eerste jaren na de invoering van de strengere regels liet de werkgever oogluikend toe dat de werkneemster toch haar onderarmen bedekte, overeenkomstig haar geloofsovertuiging (tool). Vanwege het strenger geworden toezicht door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) verlangde de werkgever op een gegeven moment dat ook de werkneemster de onderarmen zou ontbloten. Dit wilde zij niet echter niet doen vanwege haar geloof.

Werkneemster niet akkoord met beëindigingsvoorstel

De werkgever vroeg hierop een extern oordeel aan van onder meer een hoogleraar zorggerelateerde infecties. Die oordeelde dat de kledingeis absoluut noodzakelijk was en het vrijstellen van bepaalde werkzaamheden vanuit het oogpunt van infectiepreventie onmogelijk. Ook het voorstel van de werkneemster en zes collega’s om hun bovenarmen alleen te ontbloten in ruimtes zonder mannen, was volgens het hoofd van de apotheek onwerkbaar. Naar aanleiding van de bevindingen bereikte de werkgever met de zes collega’s van de werkneemster overeenstemming over een beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. De werkneemster ging als enige niet akkoord.

Geen sprake van verboden onderscheid

Daarna lukte het de werkgever niet om de werkneemster in een andere functie te herplaatsen; ze weigerde administratieve functies. Toen de zaak voor de rechter kwam, oordeelde deze dat de werkgever de werkneemster niet had gediscrimineerd. Er was sprake van indirect onderscheid naar godsdienst (artikel), maar omdat dit een legitiem doel had (namelijk optimale infectiepreventie) en de kledingeis als middel passend en noodzakelijk was, was er geen sprake van een verboden onderscheid. De rechter besloot het contract te ontbinden op de f-grond en de transitievergoeding toe te kennen.
Rechtbank Midden-Nederland, 26 april 2022, ECLI (verkort): 2027