Oppassen met aangehouden pensioen in eigen beheer!
Heeft een directeur-grootaandeelhouder (dga) zijn pensioen in eigen beheer een aantal jaren geleden niet voordelig afgekocht of omgezet in een oudedagsverplichting maar aangehouden en bevroren dan moet hij er wel op letten dat zijn bv dit pensioen ieder jaar indexeert en actuarieel waardeert. Doet de bv dit namelijk niet dan kan de Belastingdienst dit zien als afkoop van de pensioenrechten met alle fiscale gevolgen van dien.
In het verleden bouwden veel dga’s een pensioenvoorziening op in hun eigen (pensioen-)bv. De wetgever vond dat een onwenselijke ontwikkeling en begon daarom in 2017 met de uitfasering van het pensioen in eigen beheer. In de jaren 2017 tot en met 2019 maakte hij het fiscaal aantrekkelijk om het pensioen in eigen beheer af te kopen of om te zetten in een oudedagsverplichting.
Aanhouden van pensioen in eigen beheer
Maar dga’s konden ook beslissen om hun pensioen in eigen beheer te blijven aanhouden. Dan moeten zij echter het opgebouwde pensioen wel bevriezen. Dit betekent dat zij geen extra dotaties meer mogen doen. De bv moet de pensioenvoorziening nog wel jaarlijks indexeren maar ook actuarieel waarderen. Als de bv de actuariële waardering en indexatie achterwege laat, kan de Belastingdienst dat zien als het prijsgeven (afkopen) van de pensioenrechten. De waarde in het economisch verkeer van de gehele pensioenaanspraak is dan belast als loon uit vroegere dienstbetrekking. Daarbovenop is de dga ook nog 20% revisierente verschuldigd. Zorg er dus voor dat ieder jaar de indexatie en actuariële waardering plaatsvindt!
Roekeloos geld lenen van bv
De Belastingdienst merkt nog wel meer handelingen aan als afkoop van een pensioen in eigen beheer. Zo is er ook sprake van afkoop als er roekeloos geld wordt geleend van de bv zonder dat er voldoende bewijs is dat de vordering ooit geïnd zou kunnen worden. Feitelijk heeft de bv daardoor een deel van het pensioen uitgekeerd aan de dga. Dit leidt ertoe dat de fiscus aanneemt dat er een (gedeeltelijke) afkoop van het pensioen plaatsvindt.
Hoge Raad, 22 oktober 2021, ECLI (verkort): 1588