Een opdrachtgever in startjaar genoeg voor ondernemer
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het om als zelfstandig ondernemer voor de inkomstenbelasting te worden aangemerkt genoeg om in het startjaar van de onderneming een opdrachtgever te hebben. Dan moet wel aannemelijk zijn dat de ondernemer de intentie heeft zijn activiteiten verder uit te breiden naar meerdere opdrachtgevers.
Een ondernemer voor de inkomstenbelasting (IB) heeft een aantal fiscale voordelen die andere belastingplichtigen niet hebben. Zo komt hij in aanmerking voor de ondernemersaftrek zoals de zelfstandigenaftrek en startersaftrek. Hiervoor moet hij echter wel aan het urencriterium van 1.225 uur voldoen. En daarnaast kan hij de mkb-winstvrijstelling (14% van winst) claimen. Om te bepalen of iemand daadwerkelijk IB-ondernemer is, kijkt de fiscus naar een aantal aspecten (tool). Een van die aspecten is het aantal opdrachtgevers.
Met meerdere opdrachtgevers minder risico en minder afhankelijk
Werkt een ondernemer voor meerdere opdrachtgevers, dan is de kans groter dat de fiscus hem als IB-ondernemer (toolbox) ziet dan als hij maar een opdrachtgever heeft. Door meerdere opdrachtgevers loopt de ondernemer namelijk minder risico en is hij minder afhankelijk. In onderstaande zaak ging het om de vraag of het hebben van een opdrachtgever in het startjaar van een onderneming voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een ondernemer voor de IB.
Man had vanaf start intentie om activiteiten uit te breiden
De man met een klusbedrijf had een VAR winst uit onderneming ontvangen. De inspecteur ontdekte dat de man in het eerste jaar van de werkzaamheden maar een opdrachtgever had en vond dat de werkzaamheden als resultaat uit overige werkzaamheden moesten worden aangemerkt. Daar was de man het niet mee eens. In hoger beroep besliste het hof dat al in 2015 voor rekening en risico van de man een onderneming werd gedreven. Hij liep het risico van het wegvallen en het niet-binnenhalen van opdrachten, debiteurenrisico en aansprakelijkheidsrisico ten aanzien van opdrachtgevers. Hij had in 2015 een opdrachtgever, in 2016 twee en daarna drie. Het werken voor een opdrachtgever in het startjaar 2015 kon volgens het hof niet los worden gezien van de door de man in de jaren daarna uitgevoerde werkzaamheden voor meerdere opdrachtgevers. Het in de loop van de tijd werken voor steeds meer opdrachtgevers was een gebruikelijke gang van zaken bij een startende ondernemer. Het Hof vond het aannemelijk dat de man vanaf de start van zijn onderneming de intentie had gehad om zijn activiteiten verder uit te breiden tot meerdere opdrachtgevers en dat hij, gelet op de aard van de activiteiten, door mond-tot-mond reclame en door het leggen van contacten bekendheid aan zijn werkzaamheden had gegeven en dat dit had geleid tot het verwerven van nieuwe opdrachten. Het hof verklaarde het hoger beroep van de inspecteur daarom ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 3 mei 2022, ECLI (verkort): 3604