U bent hier

3.3 Gevaarsymbolen

Dit artikel is eerder verschenen als Themadossier Arbo Rendement
Publicatiedatum: mei 2022

pictogram

waarschuwen

bleekmiddel

insecticiden

superlijm

benzine

Voor elke categorie schrijft GHS voor welk pictogram, signaalwoord (‘waarschuwing’ of ‘gevaar’), bijbehorende gevarenaanduidingen (H-zinnen; Hazard) en voorzorgsmaatregelen (P-zinnen; Precautionary) een producent op het etiket moet vermelden. Deze verplichting is ook opgenomen in artikel 45 van de CLP-verordening (EU) 1272/2008. Op het etiket staan gevaarsymbolen die aangeven wat voor effect de stoffen kunnen hebben als er blootstelling plaatsvindt. Dat zijn herkenbare en duidelijke symbolen, ontworpen om te waarschuwen voor gevaarlijke stoffen. Er bestaan negen gevaarsymbolen (pictogrammen):

  • explosief (GHS01): instabiele ontplofbare stoffen. Het gevaar voor massa-explosie bestaat, zoals bij vuurwerk of munitie het geval is.
  • ontvlambaar (GHS02): lichte of uiterst ontvlambare gassen, aerosolen (komen onder andere vrij tijdens sprayen met een spuitbus), vloeistoffen en dampen. Denk bij deze stoffen aan nagellakremover, handreiniger, lijmen, benzine en lampolie.
  • oxiderend (GHS03): stoffen die brand of een explosie kunnen veroorzaken of brand bevorderen. Denk aan zuurstof, maar ook aan bleekmiddel of waterstofperoxide.
  • gas onder druk (GHS04): stoffen die kunnen exploderen bij verhitting en brandwonden of verwondingen kunnen veroorzaken. Denk aan containers of flessen met gas.
  • corrosief/bijtend (GHS05): stoffen die ernstige brandwonden en oogletsel kunnen veroorzaken. Voorbeelden zijn afvoerreinigers, zuren, basen (een stof met een pH-waarde hoger dan 7), ammoniak en barbecuereiniger.
  • giftig (GHS06): stoffen die schadelijk of dodelijk kunnen zijn bij inslikken, inademing of contact met de huid. Insecticiden met dit symbool zijn giftig, maar ook nicotine-navullingen voor e-sigaretten.
  • gevaar/schadelijk voor de gezondheid (GHS07): stoffen die mogelijk een allergische huidreactie of ernstige oogirritatie veroorzaken. Bij inslikken of inademen kan de stof schadelijk zijn. Voorbeelden zijn: wasmiddelen, toiletreiniger, siliconen, ruitenreinigingsvloeistoffen, superlijm, vernis of antivriesmiddelen. Stoffen die schade kunnen veroorzaken aan de ozonlaag krijgen ook dit gevaarsymbool.
  • ernstig gevaar/schadelijk voor de gezondheid (GHS08): stoffen die de vruchtbaarheid of het ongeboren kind kunnen schaden. Ook kunnen ze kanker, allergieën of astmasymptomen veroorzaken of organen beschadigen. Voorbeelden zijn: terpentijn, benzine en lampolie.
  • gevaarlijk voor het milieu (GHS09): stoffen die giftig zijn voor in het water levende organismen. Denk aan onkruidbestrijdingsmiddelen, benzine, vernis en terpentijn.

Meerdere

eczeem

Vaak staan er meerdere symbolen op een etiket. Een gevaarlijke stof kan naast gezondheidsgevaren ook fysisch-chemische gevaren en milieugevaren hebben. Bijvoorbeeld schoonmaakmiddelen hebben vaak de volgende symbolen:

  • ontvlambaar: bij verneveling vergroot u het gevaar van brand of ontploffing.
  • bijtend/corrosief: middelen op waterbasis kunnen voor de huid en ogen bijtend zijn en brandwonden veroorzaken.
  • acuut gevaar voor de gezondheid: soms ontstaat er bij deze middelen een droge of rode huid of zelfs een allergische huidreactie. Bij veelvuldig gebruik kan eczeem ontstaan. Deze effecten ontstaan vooral bij reinigers die graffiti en ander hardnekkig vuil verwijderen. Inademing van de damp kan duizeligheid veroorzaken en op lange termijn schade aan nieren, lever en zenuwstelsel. Dat heet het organo psycho syndroom (OPS).

Een overzicht van de risico’s bij het werk op een werkplaats kunt u vinden op chemischestoffengoedgeregeld.nl/hoe-haal-jij-gesmeerd-de-100.