Voor vergrijpboete moet fiscus met hard bewijs komen
Om terecht een vergrijpboete voor opzet te kunnen opleggen moet de Belastingdienst met overtuigend en hard bewijs komen. Het is niet voldoende dat de fiscus het beboete feit alleen aannemelijk heeft gemaakt, zo geeft de Hoge Raad aan.
Doet een belastingplichtige opzettelijk geen aangifte of opzettelijk onjuist of onvolledig aangifte, dan kan de fiscus hem een vergrijpboete opleggen. Voor het opleggen van een vergrijpboete moet er dus sprake zijn van opzet. De inspecteur moet deze opzet kunnen bewijzen. Over dit bewijs ging het in onderstaande zaak.
Inspecteur had opzet aannemelijk gemaakt
In de betreffende zaak had de Belastingdienst een navorderingsaanslag met vergrijpboete opgelegd aan een bv omdat uit onderzoek was gebleken dat er kosten van facturen waren afgetrokken voor niet-verrichte werkzaamheden. Het Hof vond in hoger beroep (toolbox) dat de vergrijpboete terecht was opgelegd, omdat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de bv op het moment van het doen van de aangifte had gehandeld met opzet die gericht was op het doen van een onjuiste aangifte.
Alleen aannemelijk maken opzet niet voldoende
De Hoge Raad was het niet eens met de beslissing over de vergrijpboete. Bij de beantwoording van de vraag of het bewijs met betrekking tot de opzet, was geleverd, moesten de waarborgen van artikel 6, lid 2, EVRM in acht worden genomen. Die waarborgen brachten onder meer met zich mee dat de bewijslast op de inspecteur rustte en dat de bv in geval van twijfel het voordeel van die twijfel moest worden gegund. De opzet kon dus alleen kon worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel waren vast komen te staan. De Hoge Raad gaf hiermee aan dat de feiten en omstandigheden voor de aanwezigheid van eventuele opzet overtuigend en hard moesten worden aangetoond. Het alleen aannemelijk maken van de opzet was niet voldoende.
Er moet een aanmerkelijke kans bestaan
De rechter gaf na verwijzing van de zaak naar het hof nog mee dat het voor het aanwezig zijn van het vaststellen van de opzet bij de bv nodig is dat zij:
- wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven; en
- deze kans bovendien bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Hoge Raad, 8 april 2022, ECLI (verkort): 526