Geen aanpassing wetsvoorstel verlegging aandelenopties
Het kabinet gaat het wetsvoorstel over het verleggen van het heffingsmoment op aandelenoptierechten bij start-ups niet inhoudelijk aanpassen. Dat liet staatssecretaris Van Rij van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst de Tweede Kamer weten.
Lees ook het nieuwsartikel Wet verlegging heffingsmoment aandelenopties aangenomen
Het kabinet wil het heffingsmoment op aandelenoptierechten bij start-ups en scale-ups verleggen naar het moment waarop de aandelen kunnen worden verhandeld. Zo moet het aantrekkelijker worden om aandelenoptierechten als loon te verstrekken. De wet waarin dit geregeld wordt, moest per 1 januari 2022 ingaan. Maar de stemming hierover in de Tweede Kamer werd eind vorig jaar uitgesteld, omdat er nog zorgen over bestonden. In maart liet minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer weten dat het kabinet nog kijkt naar eventuele verbeteringen. Maar deze week informeerde staatssecretaris Van Rij de Tweede Kamer dat hij heeft besloten het wetsvoorstel niet inhoudelijk te wijzigen. Volgens de staatssecretaris wordt door de invoering van de onderzochte aanpassingen de regeling ingewikkelder en de uitvoeringslasten hoger.
Twee opties: maximaal aantal werknemers en uitsluiting dga’s en bestuurders
Bij het bekijken naar mogelijke aanpassingen, overwoog Van Rij twee opties. De eerste ging om het beperken van het wetsvoorstel tot organisaties met een bepaalde omvang. De staatssecretaris dacht daarbij aan organisaties met maximaal 100 of 250 werknemers. De tweede mogelijkheid was om directeur-grootaandeelhouders (dga’s) en bestuurders uit te sluiten van de mogelijkheid om het heffingsmoment te verleggen. Deze optie kwam voort uit de zorg dat werknemers met een hoog inkomen (onevenredig) fiscaal voordeel hebben van de regeling.
Regeling zelf biedt waarborgen voor oneigenlijk gebruik
Van Rij wijst er op dat de regeling zo is gemaakt dat het oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk wordt voorkomen. Wel houdt de overheid in de gaten of dit in de praktijk gebeurt. Verder zal binnen vijf jaar na invoering van het wetsvoorstel een evaluatie plaatsvinden. Hierbij zal er ook aandacht zijn voor de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid door de Belastingdienst.
De staatssecretaris vroeg de Tweede Kamer het voorstel opnieuw in behandeling te nemen. De inwerkingtreding van het wetsvoorstel staat nog steeds gepland voor 1 januari 2023.