Rol OR, PVT en PV bij wijzigingen pensioenregelingen
Het wetsvoorstel wijziging Wet toekomst pensioenen is ingediend bij de Tweede Kamer. De nieuwe pensioenregels moeten per 1 januari 2023 in werking treden. Ook de rol van de medezeggenschap is in het wetsvoorstel uitgewerkt.
Minister Schouten van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft het wetsvoorstel wijziging Wet toekomst pensioenen ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel vraagt om een wijziging van de pensioenregelingen. De rol van de medezeggenschap komt aan bod in de zogenoemde arbeidsrechtelijke fase. Hierin worden concrete afspraken gemaakt over de arbeidsvoorwaarde pensioen.
Wijziging pensioenregeling vereist instemming of advies
Voor afspraken op collectief niveau (tussen werkgevers- en werknemersorganisaties) die zijn vastgelegd in een cao of als er sprake is van verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, is de inspraak van werknemers geregeld via het collectieve overleg tussen de werknemers- en werkgeversorganisaties.
Gaat het om een pensioenregeling op het niveau van de individuele werkgever, dan heeft de werkgever voor de wijziging van de pensioenregeling (inclusief de compensatieregeling) instemming van de ondernemingsraad (OR) nodig (artikel 27, lid 7 WOR) of moet hij de personeelsvertegenwoordiging (PVT) of personeelsvergadering (PV) om advies vragen (artikel 35c, lid 6 en 7 WOR en artikel 35b, lid 7 WOR). Daarnaast is in principe ook instemming van de individuele werknemer vereist.
Transitieplan verplicht onderdeel van verzoek om instemming of advies
Bij het verzoek om instemming aan de OR of om advies aan de PVT of PV moet de werkgever ook het transitieplan meesturen. In het transitieplan geeft de werkgever de onderbouwing voor de gemaakte keuzes in de arbeidsvoorwaardelijke fase, waaronder de wijziging van de pensioenregeling en biedt hij inzicht in de gevolgen die de nieuwe pensioenregeling heeft voor de werknemers. Voor het transitieplan zelf hoeft de werkgever niet om instemming van de OR of advies van de PVT of PV te vragen.
Plannen voor transitie moeten uiterlijk 1 januari 2025 zijn afgerond
Afhankelijk van de wetsbehandeling in de Tweede en Eerste Kamer, gelden de nieuwe pensioenregels vanaf 1 januari 2023. De sociale partners en pensioenuitvoerders krijgen dan vier jaar de tijd om pensioenregelingen aan te passen aan de nieuwe wetgeving, dus tot 1 januari 2027, de zogenoemde transitieperiode. In de memorie van toelichting Wet toekomst pensioenen (pdf) is ook de rol van de medezeggenschap tijdens deze transitie uitgewerkt. Om te zorgen dat arbeidsrechtelijke fase tijdig is afgerond, moet uiterlijk op 1 januari 2025 overeenstemming bereikt zijn over de wijziging van de pensioenovereenkomst (of door middel van een eenzijdige wijziging), moet het transitieplan zijn afgerond en moet de medezeggenschap hebben ingestemd of geadviseerd. Ook de OR moet dus op tijd klaar zijn met het pensioen (verdiepingsartikel).