Ondanks boete bv toch strafvervolging dga mogelijk
De Hoge Raad vindt dat als een bv een verzuimboete heeft ontvangen de directeur-grootaandeelhouder (dga) van die bv ook nog strafrechtelijk vervolgd kan worden voor het belastingverzuim. Er is hier geen sprake van hetzelfde feit.
Zowel in het bestuursrecht als in het strafrecht kan niemand twee keer voor eenzelfde feit worden veroordeeld. Om een dubbele vervolging (door verschillende instanties) tegen te gaan, is gekozen voor het systeem waar in een zo vroeg mogelijk stadium de keuze wordt gemaakt tussen de bestuursrechtelijke of strafrechtelijke weg. Dit is het zogenoemde una via-beginsel. Om dit beginsel ging het in de navolgende zaak.
Al verzuimboetes aan bv opgelegd
Omdat de bv in deze zaak ondanks diverse uitnodigingen van de Belastingdienst geen aangiften BTW indiende legde de inspecteur naheffingsaanslagen (tool) op met verzuimboetes. De dga van de bv werd vervolgens strafrechtelijk vervolgd voor het feitelijk leiding geven aan het niet doen van aangiften BTW door de bv en het doen van onjuiste aangiften BTW (toolbox). De dga vond dat het una via-beginsel was geschonden met betrekking tot het niet-doen van een aangifte BTW over het eerste kwartaal van 2015 omdat over dat kwartaal al verzuimboetes aan de bv waren opgelegd.
Geen sprake van hetzelfde feit
Hof Den Bosch gaf de dga gelijk. Het niet-voldoen van de BTW en het niet-indienen van de aangifte BTW stonden zodanig met elkaar in verband dat er sprake was van hetzelfde feit. De Hoge Raad dacht er echter anders over. De dga was als natuurlijk persoon en degene die de feitelijke leiding van de bv had strafrechtelijk vervolgd terwijl aan de bv als rechtspersoon verzuimboetes waren opgelegd. Ons hoogste rechtsorgaan vond bovendien dat er een aanzienlijk verschil bestond tussen de aard en ernst van enerzijds de feiten die de aanleiding waren om verzuimboetes op te leggen aan de bv en anderzijds datgene wat aan de dga was tenlastegelegd. De beide feiten konden daarom niet aangemerkt worden als hetzelfde feit. De Hoge Raad verklaarde het cassatieberoep gegrond en wees de zaak terug naar Hof Den Bosch.
Hoge Raad, 15 maart 2022, ECLI (verkort): 364