Hoge Raad geeft meer uitleg over eisen aan FE BTW
Voor het vormen van een fiscale eenheid (FE) voor de BTW is het onder meer nodig dat de aanvragers op organisatorisch vlak met elkaar verweven zijn. Maar wanneer is dat het geval? De Hoge Raad heeft daar onlangs wat meer uitleg over gegeven.
De Belastingdienst ziet leden van een FE voor de BTW (artikel) als één belastingplichtige. Voordeel daarvan is dat zij onderling geen BTW hoeven te rekenen bij transacties. Nadeel is dat alle ondernemingen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de belastingschulden van de FE.
Verwevenheid nodig voor FE voor de BTW
Voor het vormen van een FE voor de vennootschapsbelasting moeten ondernemingen zelf een aanvraag indienen bij de fiscus. Voor de BTW hoeft dat niet. Zodra er aan de voorwaarden is voldaan, ontstaat er automatisch (‘van rechtswege’) een FE. De voorwaarde is dat de ondernemingen verweven moeten zijn op financieel, organisatorisch en economisch vlak.
Bij de zaak bij de Hoge Raad draaide het om de organisatorische verwevenheid. Een ziekenhuis wilde een FE voor de BTW vormen met een bv die schoonmaakdiensten leverde aan dit ziekenhuis. Het ziekenhuis hield 51% van de aandelen in de bv, de andere 49% was in handen van een schoonmaakbedrijf. De inspecteur willigde het verzoek in 2008 in. Maar in 2012 concludeerde de inspecteur na nader onderzoek dat er helemaal niet aan de voorwaarden voor een FE was voldaan. Daarom kreeg de schoonmaak-bv een naheffingsaanslag voor niet-afgedragen BTW aan de broek.
Hoge Raad: redenering hof schiet tekort
Het gerechtshof oordeelde dat er geen sprake was van organisatorische verwevenheid, en liet de naheffingsaanslag daarom in stand. Maar volgens de Hoge Raad was de redenering van het hof niet helemaal in de haak. In een arrest uit 1989 stelde de Hoge Raad onder meer dat er sprake is van organisatorische verwevenheid als de betrokkenen onder een gezamenlijke leiding staan of als de leiding van het ene onderdeel ‘feitelijk ondergeschikt’ is aan de leiding van het andere onderdeel. Naar dat arrest had het hof ook verwezen.
Ander hof moet verwevenheid beoordelen
Maar bij de beoordeling had het hof er volgens de Hoge Raad rekening mee moeten houden dat de organisatorische verwevenheid ook kan bestaan als de betrokkenen samen het beleid van de onderneming bepalen. Het is dan dus niet per se nodig dat de betrokkenen onder een gezamenlijke leiding staan of dat er sprake is van ondergeschiktheid. In een situatie zoals in deze zaak waarbij de bv de schoonmaakdiensten alleen voor het ziekenhuis uitvoerde kan er dus een ‘gezamenlijke leiding’ zijn. Dit is het geval als de betrokken personen samen het beleid bepalen en de strategie uitstippelen van in dit geval de schoonmaak-bv.
De Hoge Raad heeft de zaak nu verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dat zal met de uitleg van de Raad in de hand moeten bepalen of er nu echt sprake is van voldoende verwevenheid om een FE voor de BTW te mogen vormen.
Hoge Raad, 18 februari 2022, ECLI (verkort): 269