Vergoeding voor immateriële schade is belast als loon
Loon is alles wat een werknemer krijgt op grond van zijn dienstbetrekking. De werkgever moet daar loonheffingen over afdragen. Dat kan ook gelden voor een vergoeding voor immateriële schade, zo blijkt uit twee recente uitspraken van Rechtbank Den Haag.
In de eerste zaak ging het om een agent die in zijn werk meerdere traumatische gebeurtenissen had meegemaakt en daardoor de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) had gekregen. Zijn werkgever merkte de PTSS aan als beroepsziekte op grond van het Besluit algemene rechtspositie politie (BARP). Hij betaalde een vergoeding voor de geleden immateriële schade (smartengeldvergoeding) uit aan de agent, maar droeg daar geen loonheffingen over af. De Belastingdienst legde vervolgens een naheffingsaanslag op.
In de tweede zaak ging het om een agent die gedeeltelijk blijvend invalide was geworden door een ongeval tijdens een landelijke oefening van de Mobiele Eenheid. Dit ongeval werd aangemerkt als dienstongeval op grond van het BARP. Deze agent kreeg ook een vergoeding voor de geleden immateriële schade, maar in dit geval nam de werkgever de vergoeding wel mee in de aangifte loonheffingen.
Dienstbetrekking stond aan de basis van de vergoeding
In beide zaken draaide het om de vraag of de vergoeding als loon kwalificeerde en zo ja, of deze vergoeding was vrijgesteld voor de heffing van de loonbelasting. Rechtbank Den Haag oordeelde in beide zaken dat de schadevergoeding zo nauw was betrokken met de dienstbetrekking, dat de vergoeding ook uit de dienstbetrekking was genoten. Daarbij speelde mee dat op grond van uitspraken van de Hoge Raad er sprake was van bijzondere omstandigheden. De aanspraken vloeiden namelijk voort uit een rechtspositionele regeling, het BARP. Omdat de vergoeding niet zag op schade aan of verlies van persoonlijke zaken in verband met de dienstbetrekking, was de vrijstelling die hiervoor geldt in de loonheffingen niet van toepassing.
Dit betekende dat in de eerste zaak de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en in stand bleef, en in de tweede zaak de loonheffingen terecht waren afgedragen.
Rechtbank Den Haag, 18 januari 2022, ECLI (verkort):563
Rechtbank Den Haag, 18 januari 2022, ECLI (verkort):564